Verblijfplaats

Gemeente ›› Burgerzaken ››
Parent Previous Next

Politieverordening betreffende het onderzoek naar de verblijfplaats van personen en het verslag hieromtrent


Artikel 1

Onverminderd de bepalingen van het K.B. van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister wordt telkens een onderzoek ter plaatse ingesteld naar de werkelijke verblijfplaats van personen of gezinnen in de volgende gevallen:

1. In geval van aangifte:

  1. Wanneer een persoon of een gezin verklaard heeft dat hij zijn hoofdverblijf op het grondgebied van de gemeente wil vestigen of reeds gevestigd heeft;
  2. Wanneer een persoon of een gezin verklaard heeft zijn hoofdverblijf naar een andere plaats in de gemeente te willen overbrengen dan die waar hij ingeschreven is, of reeds overgebracht heeft.

2. Bij ontstentenis van aangifte

  1. Zodra de administratie of de politie vernomen heeft dat een persoon of een gezin zijn hoofdverblijf in de gemeente heeft gevestigd zonder daarvan aangifte te hebben gedaan.
  2. Zodra de administratie of de politie vernomen heeft dat een persoon of een gezin zijn hoofdverblijfplaats in de gemeente heeft verlaten zonder daarvan aangifte te hebben gedaan.

Artikel 2

De gegevens van het onderzoek worden weergegeven in een schriftelijk, gedagtekend en ondertekend verslag aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.

Artikel 3

§1. In de volgende gevallen wordt het besluit van het onderzoeksverslag onverwijld door de ambtenaar van de burgerlijke stand aan de betrokken persoon of aan de referentiepersoon van het gezin betekend tegen ontvangstbewijs:

  1. Wanneer blijkt dat de persoon of het gezin zijn hoofdverblijf niet daadwerkelijk gevestigd heeft op de plaats die hij heeft aangegeven.
  2. Wanneer blijkt dat de persoon of het gezin daadwerkelijk verblijft op de plaats die aangegeven is in het verslag doch nagelaten heeft daar de voorgeschreven aangifte van te doen.

§2. Samen met de betekening van het verslag wordt de betrokken persoon of de referentiepersoon van het gezin ervan verwittigd:

  1. In de gevallen bedoeld onder 1. hiervoren, dat hij niet zal ingeschreven worden in de registers of dat hij zal ingeschreven worden op een andere plaats dan die welke hij heeft aangegeven en die blijkens het verslag zijn werkelijk hoofdverblijf is;
  2. In de gevallen bedoeld onder 2. hiervoren, dat hij ambtshalve zal ingeschreven worden op de plaats waar hij blijkens dat verslag zijn hoofdverblijf heeft gevestigd indien hij zich niet binnen de acht dagen in regel heeft gesteld met de bepalingen van art. 9 van het K.B. van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister.

§3. De betrokken persoon of referentiepersoon kan binnen de 14 dagen te rekenen vanaf de betekening schriftelijk bezwaar indienen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Het bezwaarschrift moet omstandig gemotiveerd zijn en desgevallend aangevuld met bewijsstukken omtrent de werkelijke verblijfplaats.

§4. De ambtenaar van de burgerlijke stand legt het dossier voor en brengt verslag uit op de eerstvolgende zitting van het schepencollege dat uitspraak doet over de al dan niet ambtshalve inschrijving in de registers of weigering van de inschrijving.

§5. De betrokken persoon of de referentiepersoon wordt onverwijld in kennis gesteld van de beslissing en zij worden daarbij verzocht zich in regel te stellen met hun identiteitskaart en andere documenten waarop hun werkelijke verblijfplaats is vermeld.

Artikel 4

Personen die geen gevolg geven aan de bepalingen van deze verordening en meer bepaald aan artikel 3, §2, 2. of die in overtreding worden bevonden met de bepalingen van de wet van 19 juli 1991 of van het K.B. van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister kunnen bestraft worden met geldboeten zoals bepaald in art. 23 van hogergenoemd besluit.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 november 1992.