protocolakkoord (ontwerpversie)

Parent Previous Next

ONTWERPVERSIE

Protocolakkoord betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor licht gemengde inbreuken en inbreuken verkeer

TUSSEN:

De gemeente Middelkerke, vertegenwoordigd door haar College van burgemeester en schepenen, namens wie handelen de heer Jean-Marie Dedecker, burgemeester, en de heer Jurgen Vergauwe, algemeen directeur;


EN


De procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement West-Vlaanderen, vertegenwoordigd door de heer Filiep JODTS


WORDT UITEENGEZET HETGEEN VOLGT:

Gelet op de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties (GAS-wet);

Gelet op artikel 135 §2 van de Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988;

Gelet op het Koninklijk besluit van 21 december 2013 tot vaststelling van de nadere voorwaarden en het model van het protocolakkoord in uitvoering van artikel 23 van de wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 maart 2014 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en voor de overtredingen betreffende de verkeersborden C3 en F103, vastgesteld met een automatisch werkende toestellen;

Gezien de gemeente Middelkerke de inbreuken op het reglement betreffende stilstaan en parkeren zal sanctioneren met gemeentelijke administratieve sancties, evenals de gemengde inbreuk nachtlawaai (= bevestiging bestaande situatie), is er een protocolakkoord nodig;

Gezien het ontwerp van gemeenteraadsreglement stilstaan en parkeren;

Gezien het overleg ivm het ontwerp van protocolakkoord;


WORDT HETGEEN VOLGT OVEREENGEKOMEN:


A. Toepassingsgebied en wettelijk kader


1.1 Er wordt toepassing gemaakt van de gemeentelijke administratieve sanctie voor de inbreuken op de bepalingen van het politiereglement betreffende het parkeren en stilstaan overeenkomstig de erin vastgestelde sanctionering, zoals vastgesteld door de gemeenteraad gepland op 13/05/2020 (en waarvan ontwerp gevoegd als bijlage 2 bij dit protocolakkoord).

1.2 Er wordt toepassing gemaakt van de gemeentelijke administratieve sanctie voor inbreuk op het artikel 561, 1° van het Strafwetboek: nachtlawaai;

“Zij die zich schuldig maken aan nachtgerucht of nachtrumoer waardoor de rust van de inwoners kan worden verstoord”

1.3 §1. Overeenkomstig de richtlijnen inzake het strafrechtelijk beleid opgenomen in de op 30 januari 2014 herziene versie van de Col 1/2006 van het College van Procureurs-Generaal wordt, gelet op de onzekerheid die er bestaat ten aanzien van de grondwettelijkheid van de bepalingen inzake de toepassing van de administratieve sancties ten aanzien van minderjarigen, besloten om, minstens tot tegenbericht, minderjarigen uit te sluiten van huidig protocolakkoord. Inbreuken van GAS 2 begaan door minderjarigen zullen uitsluitend op het niveau van het parket worden behandeld.


1.3 §2. Worden ook uitgesloten de dossiers waarbij de feiten niet vaststaan, de GAS-procedure wettelijk niet meer mogelijk is, de uitvoering van de gemeentelijke administratieve sanctie niet mogelijk is gelet op de vigerende Europese regelgeving (richtlijn 2011/82/EU van 25 oktober 2011 ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over  verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen; kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties) of verdachte geen gekende woon- of verblijfplaats heeft of als verdachte die voorrecht van rechtsmacht heeft, de in dit protocol vernoemde verkeersinbreuken of gemengde inbreuken die een wanbedrijf inhouden heeft gepleegd.


B. Gemengde inbreuken


Artikel 1. Uitwisseling van informatie


§1.  Alle partijen verbinden zich ertoe samen te werken en elkaar te informeren binnen de grenzen van hun bevoegdheden en zij verzekeren de vertrouwelijkheid van deze uitwisseling.
Daartoe duidt de procureur des Konings een of meer magistraten van zijn arrondissement aan, hierna "referentiemagistraat GAS" genoemd. De referentiemagistraten kunnen door de door dit akkoord verbonden gemeente gecontacteerd worden in geval van moeilijkheden bij het toepassen van de wet of onderhavig akkoord of om informatie te verkrijgen over het gevolg gegeven aan bepaalde processen-verbaal.

§2.  De contactgegevens van de referentiemagistraten en van de referentiepersonen binnen de gemeente zijn vermeld in een bijgevoegd document. De briefwisseling en/of telefoongesprekken en/of mailberichten met betrekking tot de administratieve sancties worden aan hen gericht.

§3.  De partijen verbinden zich ertoe om iedere wijziging van de contactgegevens van voornoemde personen onverwijld te melden.

§4.  De gemeenten bezorgen de procureur des Konings alle noodzakelijke informatie, o.a. de naam en het adres van de sanctionerend ambtenaar waarnaar de briefwisseling aangaande de administratieve sancties moet worden verstuurd.  Indien de gemeente beslist om een verordening of een besluit op te stellen of bestaande besluiten of verordeningen te wijzigen en aan hun schending de mogelijkheid van een administratieve sanctie te koppelen, verbinden zij zich ertoe om binnen de termijn van één maand na publicatie een exemplaar van deze verordeningen of besluiten over te maken aan de procureur des Konings, evenals een elektronische versie ervan aan de referentiemagistraat.


Artikel 2. Behandeling van de gemengde inbreuken


I. Opties betreffende de behandeling van de gemengde inbreuken

1.1 De procureur des Konings verbindt zich ertoe voor de hierna opgesomde gemengde inbreuken geen vervolging in te stellen, en de betrokken gemeenten verbinden zich ertoe de vastgestelde inbreuken naar behoren af te handelen:

1.2 De procureur des Konings verbindt zich ertoe volgende feiten te behandelen:

Inbreuken op artikel 25.1.14° van het Koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.

1.3 In geval van verkeersinbreuken vastgesteld ten laste van de gebruiker van een voertuig die op directe of indirecte wijze lijkt betrokken te zijn bij een ongeval of wanneer er een verband is met een andere gemengde inbreuk en of feiten die in verband staan met andere feiten die niet in aanmerking komen voor de administratieve sancties of tot een gerechtelijke vrijheidsberoving hebben geleid, wordt het proces-verbaal binnen een termijn van 1 maand na de vaststelling aan de procureur des Konings overgemaakt. Voor het geheel van de feiten volgt een gevolg die exclusief bepaald wordt door de procureur des Konings, met uitsluiting van enige administratieve sanctie.

II. Bijzondere modaliteiten

2.1 Indien de feiten bedoeld in dit protocol samenhangen met andere feiten die niet in aanmerking komen voor de administratieve sancties of tot een gerechtelijke vrijheidsberoving hebben geleid, wordt de toepassing van de procedure van de GAS uitgesloten.

2.2 Indien de bevoegde sanctionerende ambtenaar vaststelt dat de verdachte zich kennelijk ook schuldig heeft gemaakt aan andere misdrijven (eventueel herkwalificatie), geeft hij de feiten aan bij de referentiemagistraat GAS, overeenkomstig artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering.

Rekening houdend met de aard van de aangegeven feiten beslist de referentiemagistraat GAS of hij zich verbindt tot het geven van een gevolg voor het geheel van deze feiten. Hij brengt de sanctionerende ambtenaar daarvan op de hoogte binnen een termijn van 2 maanden vanaf aangifte aan de referentiemagistraat, die vervolgens de procedure afsluit. Tijdens de voormelde termijn mag de sanctionerende ambtenaar geen initiatief nemen.

2.3 Als het gaat om vaststellingen met een onbekende verdachte, zal geen kopie van het proces-verbaal worden overgemaakt aan de sanctionerende ambtenaar maar zal de procureur des Konings dit beoordelen. Indien de aanvankelijk onbekende verdachte later wordt geïdentificeerd, kan de procureur des Konings beslissen geen vervolging in te stellen en de zaak overmaken aan de bevoegde sanctionerende ambtenaar.

2.4 Voor alle gemengde inbreuken zoals bepaald in art. 3, 1°, 2° en 3° van de GAS-Wet en voor zover de daarin opgenomen feiten overeenstemmen met de bepalingen die vermeld worden in artikel 2 van onderhavig protocolakkoord, geldt dat er toelating wordt gegeven om een GAS-procedure op te starten.

De sanctionerend ambtenaar kan in dat geval vanaf ontvangst van de vaststellingen de GAS-procedure opstarten. Hij zal dus geen mededeling van de procureur des Konings dienen af te wachten.

2.5 Uitzondering

De procureur des Konings behoudt zich het recht voor, omwille van specifieke omstandigheden eigen aan het dossier, een bepaald dossier naar zich toe te trekken om zelf tot strafrechtelijke vervolging over te gaan. Deze omstandigheden kunnen betrekking hebben op:

2.6 In geval er geen overeenstemming zou zijn met de bepalingen van artikel 2 in onderhavig protocolakkoord, worden de desbetreffende processen-verbaal door de sanctionerend ambtenaar terug overgemaakt aan de procureur des Konings. Indien de procureur des Konings een onderzoek heeft ingesteld, doch naderhand blijkt dat de sanctionerende ambtenaar bevoegd is, blijven de processen-verbaal bij het parket die verder zijn onderzoek zal voeren.

2.7 De sanctionerend ambtenaar beschikt over de mogelijkheid om bijkomende informatie op te vragen bij de vaststellers indien hij dit noodzakelijk acht na lezing van het proces-verbaal of na verweer van de overtreder.

2.8 In uitvoering van artikel 12§2 van de GAS- wet, verklaren partijen zich akkoord dat er in het kader van de afhandeling van de GAS-dossiers, in het bijzonder bij bemiddeling, in alle gevallen zal worden gestreefd naar volledig herstel van de geleden schade.

2.9 Overeenkomstig artikel 27 van de GAS- wet, brengt de sanctionerend ambtenaar zijn beslissing m.b.t. de in artikel 3, 1° en 2° van de GAS- wet bedoelde inbreuken, per aangetekende brief ter kennis te brengen van de overtreder.

De kennisgeving aan de procureur des Konings gebeurt maandelijks door op uniforme wijze digitaal een lijst te bezorgen aan de bevoegde afdeling van het parket van de procureur des Konings, met vermelding van de proces-verbaalnummers, namen en voornamen van de overtreders, de geboorteplaats en -datum, de aard van de inbreuken en de genomen beslissingen. De sanctionerend ambtenaar zal hiertoe een sjabloon aanwenden dat voorafgaandelijk door de procureur des Konings is goedgekeurd.

2.10 Overeenkomstig artikel 29 van de GAS- wet, deelt  de sanctionerend ambtenaar m.b.t. de in artikel 3, 3° van de GAS- wet bedoelde inbreuken, binnen de vijftien dagen na ontvangst van de vaststelling van de inbreuk, bij gewone zending, aan de overtreder de gegevens mee m.b.t. de vastgestelde feiten en de begane inbreuk, alsmede het bedrag van de administratieve geldboete.

De kennisgeving aan de procureur des Konings overeenkomstig artikel 22§6 van de GAS- wet gebeurt maandelijks door op uniforme wijze digitaal een lijst te bezorgen aan de bevoegde afdeling van het parket van de procureur des Konings, met vermelding van de proces-verbaalnummers of nummering vaststelling, namen en voornamen van de overtreders, de geboorteplaats en -datum, de aard van de inbreuken en de genomen beslissingen. De sanctionerend ambtenaar zal hiertoe een sjabloon aanwenden dat voorafgaandelijk door de procureur des Konings is goedgekeurd.

2.11 Om te voldoen aan artikel 22 §3 van de GAS- Wet (overmaken aan de procureur des Konings van een kopie van de vaststellingen van niet gemengde GAS-inbreuken lastens minderjarigen) zal maandelijks op uniforme digitale wijze aan de bevoegde afdeling van het parket van de procureur des Konings een lijst worden overgemaakt houdende de niet gemengde GAS-inbreuken begaan door minderjarigen, met vermelding van de proces-verbaalnummers, de naam en voornamen, de geboorteplaats en -datum en de aard van de inbreuken.

De sanctionerend ambtenaar zal hiertoe een sjabloon aanwenden dat voorafgaandelijk door de procureur des Konings is goedgekeurd.

2.12 De bijlagen maken integraal deel uit van het onderhavig protocolakkoord om er samen mee te worden uitgevoerd, en worden door de partijen bijkomend ondertekend.

2.13 Elke wijziging aan huidig protocolakkoord kan worden voltrokken bij wijze van addendum, behoorlijk te dagtekenen en te ondertekenen door alle partijen vermeld in de aanhef van huidig protocolakkoord.


D. Inwerkingtreding

Onderhavig protocolakkoord treedt in werking op 1 juli 2020 en onder uitdrukkelijk voorbehoud van goedkeuring door de gemeenteraad van het in bijlage II opgenomen ontwerppolitiereglement betreffende stilstaan en parkeren.


Opgemaakt te Middelkerke op xx mei 2020 in zo veel exemplaren als er partijen zijn.



Voor de gemeente Middelkerke                Parket van de procureur des Konings te West-Vlaanderen




Burgemeester,                                Procureur des Konings,





Jean-Marie Dedecker                        Filiep Jodts




Algemeen directeur,



Jurgen Vergauwe


BIJLAGE 1

Contactgegevens


Parket West-Vlaanderen

xx

Referentiepersonen binnen de gemeente Middelkerke

Pascal Van Looy, sanctionerend ambtenaar

p/a Spermaliestraat 1 te 8430 Middelkerke

gas@middelkerke.be

pascal.vanlooy@middelkerke.be

059/31.30.16

BIJLAGE 2

Het (ontwerp) politiereglement betreffende stilstaan en parkeren, zoals goed te keuren bij besluit van de gemeenteraad op 13/05/2020

Politiereglement betreffende stilstaan en parkeren

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

§1. Verkeerstekens: tekens die voldoen aan de voorwaarden zoals bepaald in het Ministerieel besluit van 11 oktober 1976 houdende de minimum afmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens.

§2. Voor de toepassing van dit politiereglement worden de definities gehanteerd, zoals bepaald in artikel 2 van het KB van 01 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie op het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.

Artikel 2. Toepassingsgebied

Dit politiereglement is van toepassing op iedere meerderjarige natuurlijke persoon en iedere rechtspersoon die zich op het grondgebied van de gemeente Middelkerke (met uitzondering van de autosnelwegen die het grondgebied doorkruisen) bevindt, ongeacht zijn woonplaats of ligging van de maatschappelijke zetel.

Artikel 3. Procedure

Bij de uitvoering van dit reglement wordt de administratieve procedure, zoals vastgesteld bij de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, toegepast.

Hoofdstuk 2. Overtredingen van de eerste categorie volgens KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie op het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg

Artikel 4. Parkeren in erven en woonerven

Binnen de woonerven en de erven, is het parkeren verboden, behalve:

Artikel 5. Stilstaan en parkeren op verhoogde inrichtingen

Op de openbare wegen voorzien van verhoogde inrichtingen, die aangekondigd zijn door de verkeersborden A14 en F87, of die op de kruispunten alleen aangekondigd zijn door de verkeersborden A14, of die gelegen zijn binnen een zone afgebakend door de verkeersborden F4a en F4b, is stilstaan en parkeren verboden op deze inrichtingen, behoudens plaatselijke reglementering.


A14   F87   F4a   F4b


Artikel 6. Parkeren voetgangerszones

In voetgangerszones is het parkeren verboden

Artikel 7. Opstelling stilstaand of geparkeerd voertuig ten opzichte van de rijrichting

Elk stilstaand of geparkeerd voertuig moet worden opgesteld rechts ten opzichte van zijn rijrichting.

Indien het een rijbaan is met eenrichtingsverkeer, mag het evenwel langs de ene of langs

de andere kant opgesteld worden.

Artikel 8. Stilstaan of parkeren op een berm

Elk stilstaand of geparkeerd voertuig moet worden opgesteld:

buiten de rijbaan op de gelijkgrondse berm of, buiten de bebouwde kommen, op eender

welke berm;

indien het een berm betreft die de voetgangers moeten volgen, moet langs de buitenkant

van de openbare weg een begaanbare strook van ten minste 1,50 meter breed vrijgelaten worden;

indien de berm niet breed genoeg is, moet het voertuig gedeeltelijk op de berm en gedeeltelijk

op de rijbaan opgesteld worden;

indien er geen bruikbare berm is, moet het voertuig op de rijbaan opgesteld worden.

Artikel 9. Stilstaan of parkeren volledig of deel op de rijbaan

Elk voertuig dat volledig of ten dele op de rijbaan opgesteld is, moet geplaatst worden:

1° zover mogelijk van de aslijn van de rijbaan;

2° evenwijdig met de rand van de rijbaan, behoudens bijzondere plaatsaanleg;

3° in één enkele file

Motorfietsen zonder zijspan of aanhangwagen mogen evenwel haaks op de rand van de rijbaan parkeren voor zover zij daarbij de aangeduide parkeermarkering niet overschrijden.

Artikel 10. Opstelling fietsen en tweewielige bromfietsen

Fietsen en tweewielige bromfietsen moeten buiten de rijbaan en de parkeerzones bedoeld in artikel 75.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, opgesteld worden zonder het verkeer van de andere weggebruikers te hinderen of onveilig te maken, behalve op plaatsen gesignaleerd zoals voorzien in artikel 70.2.1.3°.f van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.

Artikel 11. Opstelling motorfietsen

Motorfietsen mogen buiten de rijbaan en de parkeerzones bedoeld in artikel 75.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer van het gebruik van de openbare weg opgesteld worden, zonder het verkeer van de andere weggebruikers te hinderen of onveilig te maken.

Artikel 12. Stilstaan en parkeren op plaatsen waar gevaar veroorzaakt kan worden of onnodige hinder zou veroorzaken

Het is verboden een voertuig te laten stilstaan of parkeren op elke plaats waar het duidelijk een gevaar zou kunnen betekenen voor de andere weggebruikers of waar het hun onnodig zou kunnen hinderen, inzonderheid:

1° op 3 meter tot 5 meter van de plaats waar de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen verplicht zijn het fietspad te verlaten om op de rijbaan te rijden of de rijbaan te verlaten om op het fietspad te rijden;

2° op de rijbaan op 3 meter tot 5 meter voor de oversteekplaatsen voor de voetgangers en de oversteekplaatsen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen;

3° in de nabijheid van de kruispunten, op minder dan 5 meter van de verlenging van de naast bijgelegen rand van de dwarsrijbaan, behoudens plaatselijke reglementering;

4° op minder dan 20 meter voor de verkeerslichten op de kruispunten, behoudens plaatselijk reglementering;

5° op minder dan 20 meter voor de verkeerslichten buiten de kruispunten behalve voor voertuigen waarvan de hoogte, lading inbegrepen, niet meer dan 1,65 m bedraagt, wanneer de onderkant van die verkeerslichten zich ten minste 2 meter boven de rijbaan bevindt;

6° op minder dan 20 meter voor de verkeersborden behalve voor voertuigen waarvan de hoogte, lading inbegrepen, niet meer dan 1,65 m bedraagt, wanneer de onderkant van die verkeersborden zich ten minste 2 meter boven de rijbaan bevindt.

Artikel 13. Parkeren op specifieke plaatsen zoals omschreven in artikel 25.1, 1°, 2°, 3°, 5°, 8° tot 13° van het KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg

Het is verboden een voertuig te parkeren:

1° op minder dan 1 meter zowel voor als achter een ander stilstaand of geparkeerd voertuig en op elke plaats waar het voertuig het instappen in of het wegrijden van een ander voertuig zou verhinderen;

2° op minder dan 15 meter aan weerszijden van een bord dat een autobus-, trolleybus- of tramhalte aanwijst;

3° voor de inrij van eigendommen, behalve de voertuigen waarvan het inschrijvingsteken leesbaar op die inrij is aangebracht;

4° op elke plaats waar het voertuig de toegang tot buiten de rijbaan aangelegde parkeerplaatsen zou verhinderen;

5° buiten de bebouwde kommen op de rijbaan van een openbare weg waarop het verkeersbord B9 is aangebracht;


B9


6° op de rijbaan wanneer deze verdeeld is in rijstroken, behalve op de plaatsen waar het verkeersbord E9a of E9b is aangebracht;


E9a  E9b


7° op de rijbaan langs de gele onderbroken streep, bedoeld in artikel 75.1.2.° van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg;

8° op rijbanen met tweerichtingsverkeer tegenover een ander stilstaand of geparkeerd voertuig, wanneer twee andere voertuigen daardoor elkaar moeilijk zouden kunnen kruisen;

9° op de middelste rijbaan van een openbare weg met drie rijbanen;

10° buiten de bebouwde kommen, langs de linkerkant van een rijbaan van een openbare weg met twee rijbanen of op de middelste berm die deze rijbanen scheidt.

Artikel 14. Onjuiste aanduiding parkeerschijf

Het is verboden onjuiste aanduidingen op de schijf te laten verschijnen. De aanduidingen van de schijf mogen niet gewijzigd worden voordat het voertuig de parkeerplaats verlaten heeft.

Artikel 15. Parkeren onrijvaardige motorvoertuigen en aanhangwagens

Het is verboden op de openbare weg motorvoertuigen die niet meer kunnen rijden en aanhangwagens langer dan vierentwintig uur na elkaar te laten parkeren.

Artikel 16. Parkeren auto’s, slepen en aanhangwagens met een MTM van meer dan 7,5 ton

Binnen de bebouwde kommen is het verboden op de openbare weg auto’s, slepen en aanhangwagens met een maximale toegelaten massa van meer dan 7,5 ton langer dan acht uur na elkaar te laten parkeren, behalve op de plaatsen waar het verkeersbord E9a, E9c of E9d is aangebracht.

E9a  E9c  E9d

Artikel 17. Parkeren reclamevoertuigen

Het is verboden op de openbare weg reclamevoertuigen langer dan drie uur na elkaar te laten parkeren.

Artikel 18. Verkeersborden betreffende het stilstaan en parkeren

De verkeersborden E1, E3, E5, E7 en van type E9 betreffende het stilstaan en het parkeren niet in acht nemen.



E1  E3  E5  E7


E9a  E9b  E9c  E9d


Artikel 19. Verkeersbord halfmaandelijks parkeren

Het verkeersbord E11 niet in acht nemen.


E11


Artikel 20. Stilstaan en parkeren op verkeersgeleiders en verdrijvingsvlakken

Het stilstaan of parkeren is verboden op markeringen van verkeersgeleiders en verdrijvingsvlakken

Artikel 21. Stilstaan en parkeren op witte markering parkeerzone

Het stilstaan of parkeren is verboden op witte markeringen bedoeld in artikel 77.5 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het 9 wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg die de plaatsen afbakenen waar de voertuigen moeten staan.

Artikel 22. Stilstaan en parkeren op dambordmarkeringen

Het stilstaan of parkeren is verboden op de dambordmarkering die bestaat uit witte vierkanten die op de grond zijn aangebracht.

Artikel 23. Verboden toegang, in beide richtingen, voor iedere bestuurder

Niet in acht nemen van het verkeersbord C3, wanneer deze inbreuken vastgesteld worden door automatisch werkende toestellen.


C3

Artikel 24. Verkeer in voetgangerszones

Niet in acht nemen van het verkeersbord F 103, wanneer deze inbreuken vastgesteld worden door automatisch werkende toestellen.






F103


Hoofdstuk 3. Overtredingen van de tweede categorie volgens KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie op het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg

Artikel 25. Stilstaan en parkeren op specifieke plaatsen zoals omschreven in artikel 24, lid1, 1°, 2°, 4° tot en met 6° van het KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg

Het is verboden een voertuig te laten stilstaan of parkeren op elke plaats waar het duidelijk een gevaar zou kunnen betekenen voor de andere weggebruikers of waar het hun onnodig zou kunnen hinderen, inzonderheid:

1° op de trottoirs en, binnen de bebouwde kommen, op de verhoogde bermen, behoudens plaatselijke reglementering;

2° op de fietspaden en op minder dan 3 meter van de plaats waar de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen verplicht zijn het fietspad te verlaten om op de rijbaan te rijden of de rijbaan te verlaten om op het fietspad te rijden;

3° op de oversteekplaatsen voor voetgangers, op de oversteekplaatsen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen en op de rijbaan op minder dan 3 meter voor deze oversteekplaatsen;

4° op de rijbaan in de onderbruggingen, in de tunnels en behoudens plaatselijke reglementering onder de bruggen;

5° op de rijbaan nabij de top van een helling en in een bocht wanneer de zichtbaarheid onvoldoende is.

Artikel 26. Parkeren op specifieke plaatsen zoals omschreven in artikel 25.1, 4°, 6°, 7° van het KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg

Het is verboden een voertuig te parkeren:

1° op de plaatsen waar de voetgangers en de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen op de rijbaan moeten komen om omheen een hindernis te gaan of te rijden;

2° op de plaatsen waar de doorgang van spoorvoertuigen zou belemmerd worden;

3° wanneer de vrije doorgang op de rijbaan minder dan 3 meter breed zou worden.

Hoofdstuk 4. Sanctionering

Artikel 27

Inbreuken op de artikelen uit Hoofdstuk 2 van dit politiereglement worden gesanctioneerd met een administratieve geldboete, zoals bepaald door het KB van 9 maart 2014 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en voor de overtredingen betreffende de verkeersborden C3 en F103, vastgesteld met een automatisch werkende toestellen.

Artikel 28

Inbreuken op de artikelen uit Hoofdstuk 3 van dit politiereglement worden gesanctioneerd met een administratieve geldboete, zoals bepaald door het KB van 9 maart 2014 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en voor de overtredingen betreffende de verkeersborden C3 en F103, vastgesteld met een automatisch werkende toestellen.