Politieverordening begraafplaatsen

Gemeente ›› Burgerzaken ››
Parent Previous Next

Gemeentelijke politieverordening op de begraafplaatsen


1. Pleegvormen die aan de begravingen of crematies voorafgaan

Artikel 1:

Elk overlijden in de gemeente, alsook elke ontdekking van een overledene op het grondgebied van de gemeente, moet zonder verwijl aangegeven worden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.

Artikel 2:

De persoon bevoegd voor de lijkbezorging of zijn aangestelde regelt met het gemeentebestuur de formaliteiten betreffende de begrafenis. Bij ontstentenis daaraan, wordt door het gemeentebestuur het nodige gedaan.

Het gemeentebestuur beslist in elk geval over dag en uur van de begrafenis.

Behoudens in speciale gevallen, op advies van de behandelende geneesheer, zal de begrafenis ten vroegste plaatshebben 24 uur na de aanvraag.

Artikel 3:

Tot vormneming, balseming of kisting mag niet overgegaan worden zolang het overlijden niet werd vastgesteld door de behandelende geneesheer of de geneesheer hiertoe aangesteld, ofwel, wanneer het overlijden te wijten is aan een gewelddadige of verdachte oorzaak, na vrijgave van het lijk door de Procureur des Konings.

Artikel 4:

Behalve om te voldoen aan een gerechtelijke beslissing mag de kist na de kisting niet meer geopend worden.

2. Lijkbezorging

Artikel 5:

Het vervoer van gecremeerde lijken is vrij, maar moet verlopen volgens de decretale bepalingen, de regels van de orde, de welvoeglijkheid en met de aan de doden verschuldigde eerbied.

Artikel 6:

Als stoffelijke overschotten van de in België overleden personen naar het buitenland vervoerd moeten worden, is het vervoer, naar gelang van het geval, onderworpen aan de formaliteiten, vermeld in:

       a) het koninklijk besluit van 8 maart 1967, als het lijk vervoerd moet worden naar Luxemburg of Nederland;

       b) het akkoord van Straatsburg van 26 oktober 1973, als het lijk vervoerd moet worden naar een ander land dan vermeld is onder a) en dat het akkoord van Straatsburg ondertekend heeft;

c) het regentbesluit van 20 juni 1947, als een lijk vervoerd moet worden naar een land dat niet bedoeld wordt in a) of b).

3. Ontgravingen

Artikel: 7

       Ontgravingen zijn enkel mogelijk:

  1. op bevel van de gerechtelijke overheid;
  2. bij terugneming van het geconcedeerd perceel of de nis wegens openbaar belang of dienstnoodwendigheden;
  3. bij wijziging van de bestemming van de begraafplaats;
  4. bij wijziging van een niet-geconcedeerde begraving naar een concessie en mits voorafgaande toelating door de burgemeester;
  5. bij toepassing van artikel 24 en 24bis van het decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, zoals tot op heden gewijzigd en mits voorafgaande toelating door de burgemeester;
  6. op schriftelijk verzoek van de overlevende echtgeno(o)te of samenwonende partner en de bloedverwanten 1e graad en mits voorafgaande toelating door de burgemeester.

Het verlenen van toestemming tot opgraving door de burgemeester kan enkel om ernstige redenen.

Ingeval van herbegraving moet vooraf een toelating tot herbegraving worden bekomen op een gemeentelijke begraafplaats of een begraafplaats buiten de gemeente. Het stoffelijk overschot moet onmiddellijk naar de nieuwe bestemming worden vervoerd en begraven, mits inachtneming van alle voorschriften.

De kosten voor ontgraving worden voor de uitvoering van de werken betaald en geregeld in het retributiereglement.

Ingeval van crematie, wordt de as behandeld overeenkomstig artikel 19 en 24 van het decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging dd. 16/01/2004, zoals tot op heden gewijzigd.

Artikel 8:

Dag en uur van de ontgraving worden bepaald door het gemeentebestuur. De begraafplaats of het betrokken gedeelte waar de ontgraving wordt uitgevoerd dient op dat tijdstip voor het publiek gesloten of afgeschermd te worden. Bij de ontgraving zullen enkel daartoe gerechtigde personen toegelaten worden.

Artikel 9:

Indien de staat van de kist of de urne het vereist, schrijft de burgemeester of zijn gemachtigde voor dat ze vernieuwd wordt of dat elke andere maatregel genomen wordt die van aard is de welvoeglijkheid of de openbare gezondheid te beschermen.

Indien de asurne, naar aanleiding van de toepassing van artikel 24 en 24bis van het decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, beschadigd is, moet deze vervangen worden.

Indien wordt vastgesteld dat kledingstukken of andere omhulsels het verteringsproces ernstig vertragen moet de ondoordringbaarheid voor lucht van deze omhulsels bij herkisting worden opgeheven. Zo mogelijk wordt het storende omhulsel verwijderd.

De kosten ter zake zijn ten laste van de aanvrager van de ontgraving.

Tijdens een eventueel transport van de onverteerde resten wordt gebruikgemaakt van een al dan niet herbruikbare lucht- en vloeistofdichte kist.

4. Graftekens, bouw- en beplantingswerkzaamheden – onderhoud van de graven

Artikel 10:

Het gemeentebestuur wordt voorafgaandelijk in kennis gesteld van de plaatsing, de wegneming of de verbouwing van graftekens.

Artikel 11:

Er mogen enkel werken worden verricht tijdens de openingsuren van de begraafplaatsen. Op zondagen en wettelijke feestdagen mogen geen werken worden uitgevoerd behalve na de toelating door de burgemeester in geval van hoogdringendheid.

Artikel 12:

Het is niet toegestaan grafstenen of andere gedenktekens te plaatsen die door hun vorm, afmetingen, hun opschriften of de aard van de materialen de zindelijkheid, gezondheid, veiligheid en rust op de begraafplaats verstoren.

Artikel 13:

De graftekens moeten zodanig opgericht en onderhouden worden dat ze de veiligheid en doorgang niet belemmeren en dat ze geen schade aanbrengen aan de aangrenzende graftekens en graven.

Artikel 14:

Voor ze op de begraafplaatsen worden toegestaan, moeten de voor het grafteken bestemde materialen volledig afgewerkt en gekapt zijn en gereed om onmiddellijk geplaatst te worden.

Geen enkel hulpmateriaal of restmateriaal mag binnen de omheining van de begraafplaats worden achtergelaten.

De materialen worden aangevoerd en geplaatst naar gelang van de behoeften.  

De werken moeten binnen de kortst mogelijke termijn worden voltooid. Zo de werken niet werden beëindigd op sluitingsuur, dan dienen materieel en voertuigen van de begraafplaats te worden verwijderd.

Na een zonder gevolg gebleven ingebrekestelling wordt er op bevel van de burgemeester van ambtswege overgegaan tot het wegnemen van de materialen op kosten van de overtreder.

Artikel 15:

De graftekens en de aanplantingen moeten voldoen aan de bepalingen van het huishoudelijk reglement op de begraafplaatsen. Op geconcedeerde percelen moet gedurende de hele duur van de concessie een grafteken behouden blijven.

Artikel 16:

Het onderhoud van de percelen, en alles wat zich erop bevindt, op de gemeentelijke begraafplaatsen rust op de belanghebbenden.

Verwaarlozing wordt vastgesteld in een akte van de burgemeester of zijn gemachtigde. Die akte blijft gedurende een jaar bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt.

Na het verstrijken van deze termijn en bij niet herstelling worden de concessies beëindigd door het college van burgemeester en schepenen. Van ambtswege wordt overgegaan tot afbraak of tot het wegnemen van de materialen.  

In geval van dringende noodzakelijkheid kan de burgemeester van ambtswege verwaarloosde gedenktekens doen wegnemen zonder verhaal of aanspraak op vergoeding. De dringende noodzaak zal worden vastgesteld in een akte, opgemaakt door de burgemeester, die wordt aangeplakt aan het graf en aan de ingang van de begraafplaats, en zal verstuurd worden aan de concessiehouder of de gekende nabestaande of belanghebbende.

Artikel 17:

De bloemen en de planten die op de graven zijn aangebracht moeten steeds in goede staat onderhouden worden. Als ze afgestorven zijn, moeten ze verwijderd worden. Bij gebreke hiervan zullen de opruiming en het verwijderen van de potten geschieden door de zorgen van het gemeentebestuur.

Bloemen, samen met eventueel bijhorende potten of bakken, geplaatst voor of op de grafruimten tijdens de periode van Allerheiligen, dienen verwijderd uiterlijk 1 maand na Allerheiligen, zo niet kunnen ze ambtshalve weggenomen worden en worden ze eigendom van de gemeente.

Artikel 18:

De aanplantingen op de grafmonumenten moeten zo aangelegd en onderhouden worden dat zij zich niet uitbreiden buiten de afmetingen toegewezen aan het graf, noch het zicht op de identificatiegegevens op het grafteken belemmeren. De hoogte moet beperkt worden tot 1 meter.

5. Crematie – columbarium – asverstrooiing

Artikel 19:

De as van gecremeerde stoffelijke overschotten kan in urnen worden geplaatst die op de begraafplaats:

De as van gecremeerde stoffelijke overschotten kan:

6. Ordemaatregelen

Artikel 20:

De begraafplaatsen zijn voor het publiek toegankelijk:

- van april tot en met augustus: van 8 uur tot 20 uur  

- van september tot en met maart: van 9 uur tot 18 uur

Artikel 21:

De gemeente staat niet in voor de bewaking van de op de graven geplaatste voorwerpen. Het gemeentebestuur kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de diefstallen of beschadigingen welke op de begraafplaatsen ten nadele van de families zouden gepleegd worden aan de graven, erop aangebrachte gedenktekens of beplantingen.

Artikel 22:

De scheefstaande en omgevallen graftekens moeten door toedoen van de nabestaanden opnieuw recht gezet of verwijderd worden.

Artikel 23:

De aangevoerde grafsteen of –tekens moeten uiterlijk drie werkdagen voor Allerheiligen geplaatst zijn. Zo niet worden ze op kosten en risico van de nabestaanden, en zonder enig verhaal, verwijderd door de zorgen van het gemeentebestuur.

Artikel 24:

Op de begraafplaatsen zijn alle handelingen verboden waardoor de orde of de aan de doden verschuldigde eerbied verstoord wordt.

Het is in het bijzonder verboden:

a) aanplakbrieven of opschriften aan te brengen, behoudens in de gevallen die bepaald zijn in het decreet van 16 januari 2004 of in deze politieverordening;

b) goederen te koop aan te bieden of diensten aan te bieden.

Artikel 25:

Het is verboden:

a) de strooiweide en de aanplantingen van de begraafplaats te betreden of op welke wijze dan ook te beschadigen;

b) de graftekens en alle hulde- en versieringsvoorwerpen op welke wijze ook te beschadigen;

c) binnen de omheining van de begraafplaats en de aanhorigheden vuilnis en afval achter te laten, tenzij op de daartoe bestemde plaatsen;

d) om zich op de begraafplaats of de aanhorigheden te gedragen op een wijze die niet overeenstemt met de ernst en de stilte van de plaats en met de eerbied verschuldigd aan de doden;  

e) met voertuigen de begraafplaats binnen te rijden, tenzij om uitzonderlijke redenen waarvan toestemming wordt verleend door de burgemeester;  

f) vergezeld te zijn van honden of andere dieren, met uitzondering van assistentiedieren;

g) opschriften of grafschriften aan te brengen die de welvoeglijkheid, de orde en de aan de doden verschuldigde eerbied verstoren;

h) rond of nabij de graven afsluitingen, omheiningen of zitbanken te plaatsen;

i) te spelen en te roken;

j) te zingen of muziek te maken zonder toelating van de burgemeester;

k) onder gelijk welke vorm en voor gelijk welk doel, reclame te maken, zowel binnen de begraafplaatsen als op de poorten en muren;

l) de doorgang van een lijkstoet te belemmeren;

m) alcoholische dranken of drugs op de begraafplaats te brengen;

n) de begraafplaats te betreden in staat van dronkenschap;

o) aan niet-begeleide kinderen beneden de twaalf jaar om de begraafplaats te betreden;

p) met fietsen, bromfietsen, skateboards en rolschaatsen de begraafplaats te betreden.

Artikel 26:

Behoudens de gebruikelijke rouwplechtigheden zijn alle andere plechtigheden verboden binnen de omheining van de begraafplaats.

Strafbepalingen

Artikel 27:

Voor zover wetten, besluiten, decreten, algemene en provinciale reglementen of verordeningen in geen andere straffen voorzien en voor zover de artikelen 315, 340, 453 en 526 van het Strafwetboek niet van toepassing zijn, worden inbreuken op deze verordening bestraft met politiestraffen.