Artikel 1. Definities
§1. Verkeerstekens: tekens die voldoen aan de voorwaarden zoals bepaald in het Ministerieel besluit van 11 oktober 1976 houdende de minimum afmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens.
§2. Voor de toepassing van dit politiereglement worden de definities gehanteerd, zoals bepaald in artikel 2 van het KB van 01 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie op het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Artikel 2. Toepassingsgebied
Dit politiereglement is van toepassing op iedere meerderjarige natuurlijke persoon en iedere rechtspersoon die zich op het grondgebied van de gemeente Middelkerke (met uitzondering van de autosnelwegen die het grondgebied doorkruisen) bevindt, ongeacht zijn woonplaats of ligging van de maatschappelijke zetel.
Artikel 3. Procedure
Bij de uitvoering van dit reglement wordt de administratieve procedure, zoals vastgesteld bij de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, toegepast.
Artikel 4. Parkeren in erven en woonerven
Binnen de woonerven en de erven, is het parkeren verboden, behalve:
Artikel 5. Stilstaan en parkeren op verhoogde inrichtingen
Op de openbare wegen voorzien van verhoogde inrichtingen, die aangekondigd zijn door de verkeersborden A14 en F87, of die op de kruispunten alleen aangekondigd zijn door de verkeersborden A14, of die gelegen zijn binnen een zone afgebakend door de verkeersborden F4a en F4b, is stilstaan en parkeren verboden op deze inrichtingen, behoudens plaatselijke reglementering.
A14 F87 F4a F4b
Artikel 6. Parkeren voetgangerszones
In voetgangerszones is het parkeren verboden
Artikel 7. Opstelling stilstaand of geparkeerd voertuig ten opzichte van de rijrichting
Elk stilstaand of geparkeerd voertuig moet worden opgesteld rechts ten opzichte van zijn rijrichting.
Indien het een rijbaan is met eenrichtingsverkeer, mag het evenwel langs de ene of langs
de andere kant opgesteld worden.
Artikel 8. Stilstaan of parkeren op een berm
Elk stilstaand of geparkeerd voertuig moet worden opgesteld:
buiten de rijbaan op de gelijkgrondse berm of, buiten de bebouwde kommen, op eender
welke berm;
indien het een berm betreft die de voetgangers moeten volgen, moet langs de buitenkant
van de openbare weg een begaanbare strook van ten minste 1,50 meter breed vrijgelaten worden;
indien de berm niet breed genoeg is, moet het voertuig gedeeltelijk op de berm en gedeeltelijk
op de rijbaan opgesteld worden;
indien er geen bruikbare berm is, moet het voertuig op de rijbaan opgesteld worden.
Artikel 9. Stilstaan of parkeren volledig of deel op de rijbaan
Elk voertuig dat volledig of ten dele op de rijbaan opgesteld is, moet geplaatst worden:
1° zover mogelijk van de aslijn van de rijbaan;
2° evenwijdig met de rand van de rijbaan, behoudens bijzondere plaatsaanleg;
3° in één enkele file
Motorfietsen zonder zijspan of aanhangwagen mogen evenwel haaks op de rand van de rijbaan parkeren voor zover zij daarbij de aangeduide parkeermarkering niet overschrijden.
Artikel 10. Opstelling fietsen en tweewielige bromfietsen
Fietsen en tweewielige bromfietsen moeten buiten de rijbaan en de parkeerzones bedoeld in artikel 75.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, opgesteld worden zonder het verkeer van de andere weggebruikers te hinderen of onveilig te maken, behalve op plaatsen gesignaleerd zoals voorzien in artikel 70.2.1.3°.f van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Artikel 11. Opstelling motorfietsen
Motorfietsen mogen buiten de rijbaan en de parkeerzones bedoeld in artikel 75.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer van het gebruik van de openbare weg opgesteld worden, zonder het verkeer van de andere weggebruikers te hinderen of onveilig te maken.
Artikel 12. Stilstaan en parkeren op plaatsen waar gevaar veroorzaakt kan worden of onnodige hinder zou veroorzaken
Het is verboden een voertuig te laten stilstaan of parkeren op elke plaats waar het duidelijk een gevaar zou kunnen betekenen voor de andere weggebruikers of waar het hun onnodig zou kunnen hinderen, inzonderheid:
1° op 3 meter tot 5 meter van de plaats waar de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen verplicht zijn het fietspad te verlaten om op de rijbaan te rijden of de rijbaan te verlaten om op het fietspad te rijden;
2° op de rijbaan op 3 meter tot 5 meter voor de oversteekplaatsen voor de voetgangers en de oversteekplaatsen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen;
3° in de nabijheid van de kruispunten, op minder dan 5 meter van de verlenging van de naast bijgelegen rand van de dwarsrijbaan, behoudens plaatselijke reglementering;
4° op minder dan 20 meter voor de verkeerslichten op de kruispunten, behoudens plaatselijk reglementering;
5° op minder dan 20 meter voor de verkeerslichten buiten de kruispunten behalve voor voertuigen waarvan de hoogte, lading inbegrepen, niet meer dan 1,65 m bedraagt, wanneer de onderkant van die verkeerslichten zich ten minste 2 meter boven de rijbaan bevindt;
6° op minder dan 20 meter voor de verkeersborden behalve voor voertuigen waarvan de hoogte, lading inbegrepen, niet meer dan 1,65 m bedraagt, wanneer de onderkant van die verkeersborden zich ten minste 2 meter boven de rijbaan bevindt.
Artikel 13. Parkeren op specifieke plaatsen zoals omschreven in artikel 25.1, 1°, 2°, 3°, 5°, 8° tot 13° van het KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg
Het is verboden een voertuig te parkeren:
1° op minder dan 1 meter zowel voor als achter een ander stilstaand of geparkeerd voertuig en op elke plaats waar het voertuig het instappen in of het wegrijden van een ander voertuig zou verhinderen;
2° op minder dan 15 meter aan weerszijden van een bord dat een autobus-, trolleybus- of tramhalte aanwijst;
3° voor de inrij van eigendommen, behalve de voertuigen waarvan het inschrijvingsteken leesbaar op die inrij is aangebracht;
4° op elke plaats waar het voertuig de toegang tot buiten de rijbaan aangelegde parkeerplaatsen zou verhinderen;
5° buiten de bebouwde kommen op de rijbaan van een openbare weg waarop het verkeersbord B9 is aangebracht;
B9
6° op de rijbaan wanneer deze verdeeld is in rijstroken, behalve op de plaatsen waar het verkeersbord E9a of E9b is aangebracht;
E9a E9b
7° op de rijbaan langs de gele onderbroken streep, bedoeld in artikel 75.1.2.° van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg;
8° op rijbanen met tweerichtingsverkeer tegenover een ander stilstaand of geparkeerd voertuig, wanneer twee andere voertuigen daardoor elkaar moeilijk zouden kunnen kruisen;
9° op de middelste rijbaan van een openbare weg met drie rijbanen;
10° buiten de bebouwde kommen, langs de linkerkant van een rijbaan van een openbare weg met twee rijbanen of op de middelste berm die deze rijbanen scheidt.
Artikel 14. Onjuiste aanduiding parkeerschijf
Het is verboden onjuiste aanduidingen op de schijf te laten verschijnen. De aanduidingen van de schijf mogen niet gewijzigd worden voordat het voertuig de parkeerplaats verlaten heeft.
Artikel 15. Parkeren onrijvaardige motorvoertuigen en aanhangwagens
Het is verboden op de openbare weg motorvoertuigen die niet meer kunnen rijden en aanhangwagens langer dan vierentwintig uur na elkaar te laten parkeren.
Artikel 16. Parkeren auto’s, slepen en aanhangwagens met een MTM van meer dan 7,5 ton
Binnen de bebouwde kommen is het verboden op de openbare weg auto’s, slepen en aanhangwagens met een maximale toegelaten massa van meer dan 7,5 ton langer dan acht uur na elkaar te laten parkeren, behalve op de plaatsen waar het verkeersbord E9a, E9c of E9d is aangebracht.
E9a E9c E9d
Artikel 17. Parkeren reclamevoertuigen
Het is verboden op de openbare weg reclamevoertuigen langer dan drie uur na elkaar te laten parkeren.
Artikel 18. Verkeersborden betreffende het stilstaan en parkeren
De verkeersborden E1, E3, E5, E7 en van type E9 betreffende het stilstaan en het parkeren niet in acht nemen.
E1 E3 E5 E7
E9a E9b E9c E9d
Artikel 19. Verkeersbord halfmaandelijks parkeren
Het verkeersbord E11 niet in acht nemen.
E11
Artikel 20. Stilstaan en parkeren op verkeersgeleiders en verdrijvingsvlakken
Het stilstaan of parkeren is verboden op markeringen van verkeersgeleiders en verdrijvingsvlakken
Artikel 21. Stilstaan en parkeren op witte markering parkeerzone
Het stilstaan of parkeren is verboden op witte markeringen bedoeld in artikel 77.5 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het 9 wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg die de plaatsen afbakenen waar de voertuigen moeten staan.
Artikel 22. Stilstaan en parkeren op dambordmarkeringen
Het stilstaan of parkeren is verboden op de dambordmarkering die bestaat uit witte vierkanten die op de grond zijn aangebracht.
Artikel 23. Verboden toegang, in beide richtingen, voor iedere bestuurder
Niet in acht nemen van het verkeersbord C3, wanneer deze inbreuken vastgesteld worden door automatisch werkende toestellen.
C3
Artikel 24. Verkeer in voetgangerszones
Niet in acht nemen van het verkeersbord F 103, wanneer deze inbreuken vastgesteld worden door automatisch werkende toestellen.
Artikel 25. Stilstaan en parkeren op specifieke plaatsen zoals omschreven in artikel 24, lid1, 1°, 2°, 4° tot en met 6° van het KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg
Het is verboden een voertuig te laten stilstaan of parkeren op elke plaats waar het duidelijk een gevaar zou kunnen betekenen voor de andere weggebruikers of waar het hun onnodig zou kunnen hinderen, inzonderheid:
1° op de trottoirs en, binnen de bebouwde kommen, op de verhoogde bermen, behoudens plaatselijke reglementering;
2° op de fietspaden en op minder dan 3 meter van de plaats waar de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen verplicht zijn het fietspad te verlaten om op de rijbaan te rijden of de rijbaan te verlaten om op het fietspad te rijden;
3° op de oversteekplaatsen voor voetgangers, op de oversteekplaatsen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen en op de rijbaan op minder dan 3 meter voor deze oversteekplaatsen;
4° op de rijbaan in de onderbruggingen, in de tunnels en behoudens plaatselijke reglementering onder de bruggen;
5° op de rijbaan nabij de top van een helling en in een bocht wanneer de zichtbaarheid onvoldoende is.
Artikel 26. Parkeren op specifieke plaatsen zoals omschreven in artikel 25.1, 4°, 6°, 7° van het KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg
Het is verboden een voertuig te parkeren:
1° op de plaatsen waar de voetgangers en de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen op de rijbaan moeten komen om omheen een hindernis te gaan of te rijden;
2° op de plaatsen waar de doorgang van spoorvoertuigen zou belemmerd worden;
3° wanneer de vrije doorgang op de rijbaan minder dan 3 meter breed zou worden.
Artikel 27
Inbreuken op de artikelen uit Hoofdstuk 2 van dit politiereglement worden gesanctioneerd met een administratieve geldboete, zoals bepaald door het KB van 9 maart 2014 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en voor de overtredingen betreffende de verkeersborden C3 en F103, vastgesteld met een automatisch werkende toestellen.
Artikel 28
Inbreuken op de artikelen uit Hoofdstuk 3 van dit politiereglement worden gesanctioneerd met een administratieve geldboete, zoals bepaald door het KB van 9 maart 2014 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en voor de overtredingen betreffende de verkeersborden C3 en F103, vastgesteld met een automatisch werkende toestellen.