Artikel 1:
Voor een termijn die ingaat op 01/06/2017 en eindigt op 31/12/2019, wordt er een belasting gevestigd op het ontbreken van parkeerplaatsen.
Artikel 2:
In dit reglement dienen de onderstaande begrippen als volgt verstaan te worden:
Niet gedefinieerde begrippen worden gelezen in hun gebruikelijke juridische betekenis.
Artikel 3:
Parkeerplaatsen op het bouwperceel zelf:
de belasting is ten vroegste verschuldigd één jaar nadat het hoofdgebouw onder dak staat, de ruwbouw van de verbouwingswerken voltooid werd of het gebouw, eventueel gedeeltelijk, bewoond of gebruikt wordt.
Parkeerplaatsen in een gebouw op een belendend bouwperceel:
de belasting is ten vroegste verschuldigd drie jaar nadat het gebouw met de ontbrekende parkeerplaatsen onder dak staat, de ruwbouw van de verbouwingswerken voltooid werd of het gebouw, eventueel gedeeltelijk, bewoond of gebruikt wordt.
Artikel 4:
De belasting is verschuldigd door de houder van de afgeleverde stedenbouwkundige- of omgevingsvergunning die één of meer parkeerplaatsen niet heeft aangelegd.
De houder van de stedenbouwkundige- of omgevingsvergunning blijft steeds, zelfs bij eventuele gehele of gedeeltelijke verkoop van een nieuw op te trekken gebouw of van het gebouw waaraan de verbouwingswerken werden uitgevoerd, het volledig bedrag van de belasting verschuldigd.
Artikel 5
Onder parkeerplaats wordt verstaan:
5.1. Voor eengezinswoningen, meergezinswoningen en woongebouwen:
§1. Parkeerplaatsen op het bouwperceel zelf
Hetzij een gesloten garage of standplaats in een gesloten ruimte of carport, voor het parkeren van motorvoertuigen, daartoe speciaal aangelegd en uitgerust en als dusdanig aanvaard door het college van burgemeester en schepenen.
§2. Parkeerplaatsen in een gebouw op een belendend bouwperceel
Hetzij een gesloten garage of standplaats in een gesloten ruimte of carport, voor het parkeren van motorvoertuigen, daartoe speciaal aangelegd en uitgerust en als dusdanig aanvaard door het college van burgemeester en schepenen en aangelegd in een gebouw op een rechtstreeks belendend bouwperceel, mits er een rechtstreekse toegang tussen beide gebouwen is.
5.2. |
Voor handelsgebouwen, industriële en ambachtelijke gebouwen, remises voor trams, autobussen, taxi's, kantoorgebouwen, autoherstelplaatsen, schouwburgen, bioscopen, concertgebouwen, hotels, ziekenhuizen |
Hetzij een gesloten garage, hetzij een standplaats in een gesloten ruimte of in openlucht, daartoe speciaal aangelegd en uitgerust en als dusdanig aanvaard door het college van burgemeester en schepenen.
De parkeerplaats moet aangelegd worden op het bouwperceel zelf waarop het hoofdgebouw zal opgetrokken worden.
5.3. Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 6:
Het aantal aan te leggen parkeerplaatsen wordt als volgt bepaald
6.1.- Woongebouwen
Bij gebouwencomplexen voor bejaarden, gebouwd door intercommunale verenigingen, commissies van openbare onderstand, maatschappijen erkend door de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting of door de Nationale Landmaatschappij, volstaat één parkeerplaats per drie woningen.
Woongelegenheden opgericht door een sociale huisvestingsmaatschappij worden van de belasting vrijgesteld behalve wat betreft de sociale koopwoningen. Voor dergelijke sociale koopwoningen dient door de huisvestingsmaatschappij voor elke woongelegenheid een gesloten garage of carport te worden voorzien.
6.2.- Handelsgebouwen, kantoorgebouwen, autoherstelplaatsen
Het betreft de winkels en de warenhuizen voor groot- en kleinhandel alsook de restaurants, cafés en dergelijke.
6.3.- Industriële en ambachtelijke gebouwen, remises voor trams, autobussen en taxi's.
6.4.- Hotels
6.5.- Schouwburgen, bioscopen, concertgebouwen
6.6.- Ziekenhuizen, klinieken, rusthuizen en seniores
6.7.- Onderwijsinrichtingen
Type onderwijsinrichting |
Coëfficiënt |
Kleuter- en lager onderwijs |
1 |
6.8 – Sportgebouwen
6.9 – Sportterreinen
Artikel 7
Het aantal schijven, zoals bedoeld in artikel 6, wordt bekomen door de totale hoeveelheid te delen door de hoeveelheid per schijf. Indien de rest van die deling gelijk is aan of meer bedraagt dan de helft van een schijf, wordt zij als een volle schijf aangerekend, zoniet wordt zij verwaarloosd.
Artikel 8:
Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op 1.750,00 EUR per ontbrekende parkeerplaats.
Artikel 9:
Vooraleer in het bezit te worden gesteld van de stedenbouwkundige- of omgevingsvergunning, door het college van burgemeester en schepenen afgeleverd, moet de belastingplichtige op eerste verzoek van het gemeentebestuur het vermoedelijk bedrag van de belasting bij de financieel beheerder in speciën in consignatie geven. Deze consignatie brengt geen intrest op ten voordele van de belastingplichtige of diegene die ze stelt.
Het vermoedelijk bedrag van de belasting wordt vastgesteld op basis van het aantal ontbrekende parkeerplaatsen, berekend aan de hand van de plannen die bij de aanvraag om stedenbouwkundige- of omgevingsvergunning werden gevoegd.
Artikel 10:
Het definitief aantal ontbrekende parkeerplaatsen wordt vastgesteld door het gemeentebestuur.
Een speciaal daartoe opgesteld proces-verbaal wordt aan de belastingplichtige overgemaakt die over een termijn van dertig dagen beschikt om bij aangetekend schrijven zijn bemerkingen kenbaar te maken aan het gemeentebestuur.
In geval het geconsigneerd bedrag dit van de belasting zou overtreffen, wordt het teveel betaalde bedrag dadelijk aan de belastingplichtige teruggegeven.
Artikel 11:
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier met toepassing van de bepalingen van het decreet van 30/05/2008 betreffende de invordering en geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en de wijzigingen ervan.
Artikel 12:
De belastingschuldige kan tegen deze belasting bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen.
Het bezwaar moet op straffe van nietigheid schriftelijk, gemotiveerd en ondertekend ingediend te worden. De indiening kan gebeuren door aangetekende verzending of door overhandiging tegen ontvangstbewijs of per email aan ontvangerij@middelkerke.be.
De indiening van het bezwaar moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de datum van contante inning van de belasting.
De belastingschuldige heeft het recht om gehoord te worden. Indien hij van dit recht wenst gebruik te maken, dan dient hij dit expliciet te vermelden in het bezwaar.
Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstbewijs afgegeven binnen de 15 dagen na ontvangst ervan.