Basisreglement gemeentelijke vrijwillige brandweer
(Dit reglement is enkel nog van toepassing bij wijze van overgangsbepaling. Werd vervangen door bepalingen op het niveau van de brandweerzone.)
Basisreglement gemeentelijke vrijwillige brandweer........1
HOOFDSTUK 1 : ORGANISATIE, TAAK EN SAMENSTELLING VAN DE BRANDWEERDIENST........2
HOOFDSTUK 2 : PERSONEEL........5
SECTIE I – AANWERVING........5
Bepalingen voor het beroepspersoneel........5
Bepalingen voor het vrijwilligerspersoneel........5
SECTIE II - STAGE EN OPLEIDING........9
SECTIE III - BENOEMING, INDIENSTTREDING EN LOOPBAAN........10
A. ALGEMENE VOORWAARDEN........10
B. BIJZONDERE VOORWAARDEN........10
SECTIE IV - BEËINDIGING VAN HET AMBT – BEPALINGEN VOOR HET BEROEPSPERSONEEL........12
SECTIE V BEËINDIGING VAN HET AMBT – BEPALINGEN VOOR HET VRIJWILLIGERSPERSONEEL........12
SECTIE VI - PLICHTEN........13
A. PLICHTEN DIE GELDEN VOOR ALLE LEDEN........13
B. BIJZONDERE PLICHTEN VAN SOMMIGE LEDEN........13
C. PLICHTEN IN GEVAL VAN INTERVENTIES........14
SECTIE VII - ONVERENIGBAARHEDEN........14
SECTIE VIII - HIËRARCHIE EN TUCHTREGELING........14
A. BEPALINGEN DIE GELDEN VOOR ALLE PERSONEELSLEDEN........14
B. BEPALINGEN DIE GELDEN VOOR HET VRIJWILLIGERSPERSONEEL........15
SECTIE IX - VERGOEDING VAN HET VRIJWILLIGERSPERSONEEL........15
HOOFDSTUK 3 : GEBOUWEN........20
Hoofdstuk 4 : Materieel en bevoorrading in bluswater........21
HOOFDSTUK 5 : KLEDING EN UITRUSTING........22
HOOFDSTUK 6 : VERZEKERING VAN HET VRIJWILLIGERSPERSONEEL........22
HOOFDSTUK 7 : ADMINISTRATIEVE BESCHEIDEN........24
HOOFDSTUK 8 : INSPECTIE EN BEZICHTIGING........26
HOOFDSTUK 9 : OVERGANGSBEPALING........26
HOOFDSTUK 10 : SLOTBEPALINGEN........26
HOOFDSTUK 1 : ORGANISATIE, TAAK EN SAMENSTELLING VAN DE BRANDWEERDIENST
Artikel 1 :
De brandweerdienst van Middelkerke is autonoom.
Hij is een vrijwilligersdienst.
Artikel 2 :
Onverminderd de bevoegdheden van de Burgemeester, wordt de dienst geleid door de officier-dienstchef. Deze draagt, in het raam van dit organiek reglement van orde en van de onderrichtingen, die hem door de Burgemeester worden verstrekt, de verantwoordelijkheid voor de organisatie, de tucht en de goede werking van de dienst.
Bij afwezigheid van de dienstchef worden diens bevoegdheden door de aanwezige officier of, bij diens ontstentenis, door de aanwezige onderofficier met de hoogste graad uitgeoefend.
Bij gelijkheid in graad wordt het bevel gevoerd door de officier of, bij diens ontstentenis, door de onderofficier met de meeste graadanciënniteit.
Artikel 3 :
De brandweerdienst is hoofdzakelijk gelast met de brandbestrijding en de brandpreventie.
Ter zake is het koninklijk besluit van 08/04/2003 tot verdeling van de opdrachten inzake civiele bescherming tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming van toepassing.
[(... geschrapt GR 19/12/2013(11)]
Artikel 4 :
De dienst wordt derwijze georganiseerd dat voldoende manschappen (personeel en kader) [te allen tijde(geschrapt en vervangen GR 19/12/2013(11))] klaar staan om binnen de kortst mogelijke tijd op te treden.
Artikel 5 :
De leden (vrijwilligers van de dienst) kunnen door de officier-dienstchef of zijn plaatsvervanger opgeroepen worden in volgende gevallen :
Artikel 6 :
De brandweerdienst omvat het volgende personeel, steunende op de minimum getalsterkte volgens K.B. van 08.11.1967 - Bijlage I en B.S. van 18.11.1967.
Categorieën |
Graden |
Aantal betrekkingen vrijwilligers |
opmerkingen |
I operationeel personeel |
|||
Officier-dienstchef |
luitenant |
1 |
|
Officieren |
onderluitenant [... (geschrapt GR 19/12/2013(11))] |
3 |
[De personeelsleden die op 01/12/2013 de graad van luitenant hebben behouden die graad en daaraan verbonden weddenschaal ten individuelen titel bij wijze van overgangsmaatregel (toegevoegd GR 19/12/2013(11))] |
Onderofficieren |
adjudant |
1 |
|
sergeant-majoor |
0 |
||
eerste sergeant |
*[2] |
||
sergeant |
*[6] |
||
Korporaals |
*[4] |
||
*[Brandweerman] |
*[23] |
||
TOTAAL I |
40 |
||
II technisch en administratief personeel |
Te voorzien in het organigram van het Gemeentepersoneel |
(p.m.) |
minstens 2,5 voltijdse equivalenten (1 administratief medewerk(st)er, 1 gekwalificeerd werkman/werkvrouw en 0,5 werkman/-vrouw) |
TOTAAL II |
(p.m.) |
||
III personeel belast met bijzondere taken |
|||
Officier-geneesheer (niet-voltijds) |
onderluitenant [... geschrapt (GR 19/12/2013(11))] |
1 |
[De personeelsleden die op 01/12/2013 de graad van luitenant hebben behouden die graad en daaraan verbonde weddenschaal ten individuelen titel bij wijze van overgangsmaatregel (toegevoegd GR 19/12/2013(11))] |
TOTAAL III |
1 |
||
ALGEMEEN TOTAAL |
41 |
(waaronder 1 niet-voltijds) |
* =geschrapt en vervangen GR19/12/2013(11).
Artikel 7 :
Het beroepspersoneel heeft de hoedanigheid van gemeentepersoneel.
Het vrijwilligerspersoneel heeft die hoedanigheid niet. Tijdens de duur van de prestaties bij de brandweerdienst valt het onder het stelsel bepaald door dit reglement, het huishoudelijk reglement en door het dienstnemingcontract.
Artikel 8 :
(Dit artikel werd opgeheven door het artikel 3 van het KB van 14 oktober 1991 (BS 11.12.1991).)
Bepalingen voor het beroepspersoneel
[Artikel 9 :
Niet van toepassing (geschrapt en vervangen GR19/12/2013(11))]
Bepalingen voor het vrijwilligerspersoneel
Artikel 10 :
1° Officieren
Hiervoor wordt er verwezen naar het KB van 19 april 1999 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de openbare brandweerdienst, laatst gewijzigd bij het KB van 08 april 2003.
2° Andere personeelsleden dan officieren
§1. Elke effectieve indienstneming wordt voorafgegaan door een stage, die georganiseerd wordt overeenkomstig de artikelen 12 tot 15.
§2. Behoudens andersluidende bepalingen betreffende uitsluitend bijzondere ambten, geschiedt de aanwerving in de graad van stagiair-brandweerman.
§3. De aanwervingsvoorwaarden voor stagiairs-brandweerlieden zijn :
Bij dit geneeskundig onderzoek wordt voornamelijk vastgesteld dat de kandidaat:
Dit geneeskundig onderzoek omvat:
Het geneeskundig onderzoek is eliminerend en gaat elke andere selectieproef vooraf.
Samen met het geneeskundig onderzoek zijn de proeven inzake lichamelijke geschiktheid eliminerend en gaan elke andere selectieproef vooraf.
De proeven inzake lichamelijke geschiktheid zijn :
Aan de kandidaat worden per proef 2 pogingen toegestaan, met een tussenpauze van minstens 15 minuten.
A. Voorligsteun :
B. Buiging van de armen :
C. Evenwicht :
D. 4 m touwklimmen :
E. Beklimmen van de luchtladder (20 m vertikaal gemeten) :
F. Dragen over 50 m :
G. Lengtesprong, zonder aanloop :
H. Dieptesprong :
I. Lopen :
J. Zwemmen
De kandidaten worden in dit gesprek beoordeeld op hun persoonlijkheid (motivatie en houding ten opzichte van de brandweer, maturiteit, stress-bestendigheid bij confrontatie met menselijk leed en bij werken onder druk, sociaal gedrag bij contact met slachtoffers, inzet en verantwoordelijkheidszin, geschiktheid tot werken in een groep en onder hiërarchisch bevel)
De kandidaten zijn geslaagd wanneer ze minstens 60 % der punten (of 60 op 100 punten) op dit onderdeel behalen. De kandidaten die dit minimum niet behalen worden als niet-geslaagd gerangschikt.
Criterium voor beoordeling: |
max. punten |
Feitelijke verblijfplaats
|
15 |
Brandweeropleiding of direct dienstige opleiding (met uitzondering van hetgeen bepaald bij de brandweerbrevetten zijn de punten voor opleidingen en brevetten niet cumuleerbaar. Er wordt rekening gehouden met de opleiding/brevet met de meeste punten of – bij gelijk puntenaantal- met de ‘hoogste’ opleiding/brevet.)
|
30 |
Diploma (andere dan deze vermeld bij brandweeropleiding) (voor dit onderdeel wordt enkel rekening gehouden met het diploma met de meeste punten)
|
5 |
Tewerkstellingsplaats
|
25 |
Rijbewijzen (voor dit onderdeel wordt enkel rekening gehouden met het rijbewijs met de meeste punten)
|
25 |
Maximum aantal te behalen punten: |
100 |
De rangschikking wordt door de voorzitter van de selectiecommissie bezorgd aan de benoemende overheid.
Artikel 10bis :
De selectiecommissie belast met het afnemen van de aanwervingsproeven, georganiseerd als gewone examens, en het opmaken van de rangorde der kandidaten is samengesteld als volgt:
De nominatieve samenstelling gebeurt door het college van burgemeester en schepenen. Zij duidt tevens de voorzitter van de selectiecommissie aan.
De vertegenwoordigers van de syndicale organisaties worden uitgenodigd tot het bijwonen van de proeven. Zij hebben een waarnemende bevoegdheid.
Artikel 11 :
De leden - vrijwilligers ondertekenen, voor hun indiensttreding als stagiairs, een dienstnemingcontract voor de duur van de stage.
Zij kunnen hun dienstneming te allen tijde verbreken met een maand opzegging.
Het dienstnemingcontract dat de leden – vrijwilligers als stagiair ondertekenen, vermeldt:
1) naam, voorna(a)m(en), geboorteplaats en geboortedatum, evenals de woonplaats;
2) de dag met ingang waarvan de vrijwilliger in dienst is genomen;
3) de graad en de vergoeding welke de vrijwilliger wordt toegekend;
4) de ontvangstmelding van een uittreksel uit de polis arbeidsongevallen;
5) de ontvangstmelding van een uittreksel uit de polis overlijdensverzekering;
6) de verklaring van kennisname en van onderwerping aan het basisreglement en het huishoudelijk reglement.
SECTIE II - STAGE EN OPLEIDING
Artikel 12 :
Niemand wordt tot de stage toegelaten tenzij hij/zij aan de aanwervingvereisten voldoet.
De duur van de stage bedraagt 1 jaar.
De stagiairs dienen de opleiding te volgen die te hunnen behoeve gegeven wordt in de provinciale centra voor de opleiding van de brandweerdiensten, waar hun het brevet van [... geschrapt GR 19/12/2013(11))] brandweerman wordt uitgereikt.
Artikel 13 :
De dienstchef en de leider van de operaties waken erover dat de stagiairs slechts aan de operaties deelnemen in de mate dat hun theoretische en praktische vorming zulks toelaat.
Artikel 14 :
De stagecommissie, samengesteld uit de dienstchef, officieren en onderofficieren, maakt aan het einde van de stage, ten behoeve van de benoemende of indienstnemende overheid, een verslag op over iedere stagiair.
Zij stelt voor :
Artikel 15 :
Het in artikel 14 bedoelde verslag wordt aan de belanghebbende schriftelijk medegedeeld en door hem medeondertekend.
Deze beschikt over een termijn van 8 dagen, te rekenen vanaf deze kennisneming om bezwaar in te dienen bij de benoemende of indienstnemende overheid.
SECTIE III - BENOEMING, INDIENSTTREDING EN LOOPBAAN
Artikel 16:
Op grond van het einde-stageverslag kan de stagiair effectief in dienst worden genomen door de gemeenteraad.
Het dienstnemingscontract dat de vrijwilliger tegentekent bij zijn effectieve indienstneming, voor de duur van 5 jaar, bevat dezelfde vermeldingen als het dienstnemingscontract bedoeld in artikel 11.
De dienstneming is hernieuwbaar en dit na een gunstige, voorafgaande medische controle door de arbeidsgeneesheer.
Artikel 17:
Wanneer een bij bevordering te begeven betrekking openvalt, wordt het personeel van de dienst daarvan door middel van een dienstnota in kennis gesteld.
In die nota worden opgegeven: de te vervullen voorwaarden, de eventueel opgelegde proeven en de stof ervan, alsmede de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen.
Artikel 18:
Elke kandidatuur moet rechtstreeks en schriftelijk aan het College van Burgemeester en Schepenen worden gericht of worden afgegeven (tegen ontvangstbewijs) aan de personeelsdienst.
Artikel 19 : Bevorderingen
De vereisten voor toegang tot de bevorderingsgraden zijn de volgende:
Gunstig advies van de officier-dienstchef. Bij ongunstig advies beschikt de kandidaat over een termijn van 10 kalenderdagen na de betekening ervan om zijn opmerkingen bekend te maken bij de gemeenteraad.
Een gunstig medisch attest bekomen na medische controle door de door de gemeente aangeduide arbeidsgeneesheer.
[Tevens wordt verwezen naar de bepalingen inzake brevetten en gelijkstellingen in het KB van 08/04/2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten (geschrapt en vervangen GR 19/12/2013(11))]
Bevordering tot KORPORAAL :
Bevordering tot SERGEANT :
Bevordering tot EERSTE SERGEANT :
Bevordering tot ADJUDANT :
(geschrapt en vervangen GR 19/12/2013(11))]
Een lid van het gemeentelijk brandweerkorps kan het ambt van korpssecretaris vervullen.
Hij wordt aangeduid door de gemeenteraad op voorstel van de officier-dienstchef.
De kandidaat-korpssecretaris dient in het bezit te zijn van een brevet van korpssecretaris uitgereikt in het kader van een door de provincie of de staat ingerichte brandweeropleiding of bij ontstentenis daarvan, slagen in een examen op dit niveau georganiseerd door het college van burgemeester en schepenen op advies van de officier-dienstchef.
De kandidaat-korpssecretaris dient tevens in het bezit te zijn van minstens een diploma van hoger secundair onderwijs of daaraan gelijkgesteld.
De korpssecretaris is belast met de administratieve taken hem opgedragen door de officier-dienstchef en door de verplichtingen hem opgedragen in het basisreglement en huishoudelijk reglement.
[Artikel 19bis :
Voor de toepassing van de gradatie van brevetten en getuigschriften, bedoeld in artikel 19 – B Bijzondere voorwaarden, komen volgende brevetten en getuigschriften in aanmerking volgens de vermelde rangorde:
rangorde |
Brevet/getuigschrift |
1 |
Brevet kandidaat-beroepsofficier |
2 |
Brevet officier |
3 |
Brevet C |
4 |
Brevet B |
5 |
Brevet A |
6 |
Getuigschrift adjudant |
7 |
Brevet kandidaat-onderofficier |
(ingevoegd GR 19/12/2013(11))]
Artikel 20 :
De benoeming, de indienstneming of bevordering wordt door de burgemeester of zijn gemachtigde rechtstreeks aan de belanghebbende medegedeeld en ter kennis van de andere leden van de dienst gebracht.
SECTIE IV - BEËINDIGING VAN HET AMBT – BEPALINGEN VOOR HET BEROEPSPERSONEEL
Artikel 21:
Het ambt van de beroepsleden van de brandweerdienst eindigt definitief door vrijwillig ontslag, ontslag van ambtswege of afzetting.
Ter zake van vrijwillig ontslag geldt de zelfde regeling als voor andere gemeenteambtenaren.
Wanneer de betrokkene niet meer voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 9, dan wordt door de benoemende overheid het ontslag van ambtswege uitgesproken.
Afzetting wordt uitgesproken door de gemeenteraad. Zij hoeft goedkeuring van de provinciegouverneur voor de officieren en van de bestendige deputatie voor de andere leden van de dienst.
SECTIE V BEËINDIGING VAN HET AMBT – BEPALINGEN VOOR HET VRIJWILLIGERSPERSONEEL
Artikel 22 :
Aan ieder lid, vrijwilliger van de dienst, [dat (geschrapt en vervangen GR 19/12/2013(11))] eervol uit zijn ambt ontslagen wordt onder voorwaarden gesteld in artikels 23 en 24, kan de eretitel van zijn graad worden verleend.
Artikel 23 :
Het ambt van leden-vrijwilligers van de dienst eindigt :
A. wegens kennelijk wangedrag;
B. wegens miskenning van de tucht;
C. in het geval bedoeld in artikel 33.
[In het geval bedoeld in het eerste lid, 2°, op verzoek van het lid-vrijwilliger kan de leeftijdsgrens uitgesteld worden tot de maand waarin hij de leeftijd van vijfenzestig jaar bereikt, onder volgende minimale voorwaarden:
Wanneer het een vrijwilliger-dienstchef betreft, gelden volgende minimale voorwaarden:
Een nieuw dienstnemingscontract, met een duur van één jaar, wordt opgesteld en is vier keer verlengbaar met één jaar, mits het voldoen aan boven gestelde voorwaarden.
Overgangsbepaling:
Het lid-vrijwilliger dat zestig jaar geworden is sinds 17 februari 2012, kan opnieuw in dienst treden, zonder het doorlopen van een aanwervingsprocedure, met behoud van zijn graad en mits het voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 23-2de lid. Gedurende de periode tussen de uitdiensttreding en de nieuwe indiensttreding verliest het lid zijn hoedanigheid van brandweervrijwilliger. Deze periode komt niet in aanmerking voor de berekening van de anciënniteit. (toegevoegd GR 19/03/2013(11))].
Artikel 24 :
Eervol ontslag kan worden verleend aan ieder lid-vrijwilliger van de dienst :
A. die [ten minste (geschrapt en vervangen GR 19/12/2013(11))] 30 jaar dienst telt;
B. die, na [ten minste (geschrapt en vervangen GR 19/12/2013(11))]10 jaar dienst van ambtswege werd ontslagen ingevolge een hem in dienst of naar aanleiding ervan overkomen ongeval;
A. PLICHTEN DIE GELDEN VOOR ALLE LEDEN
Artikel 25 :
De Gemeenteraad bepaalt bij een huishoudelijk reglement, de dienstbetrekkingen, de plichten van de leden en op algemene wijze de maatregelen betreffende de werking van de dienst en de uitvoering van de bepalingen van dit reglement.
Artikel 26 :
Het is de leden van de dienst verboden naar aanleiding van de uitoefening van hun ambt, onder eender welk voorwendsel, individueel en voor zich persoonlijk gratificatiën of beloningen te vragen of te ontvangen.
Artikel 27 :
De leden van de dienst zijn ertoe gehouden, ongeacht hun kwalificatie, deel te nemen aan de opleidingen en de hulpoperaties waarvoor hun tussenkomst gevorderd wordt.
B. BIJZONDERE PLICHTEN VAN SOMMIGE LEDEN
Artikel 28:
[inhoud artikel geschrapt (GR 19/12/2013(11)]
Artikel 29:
De officier-geneesheer moet minstens:
C. PLICHTEN IN GEVAL VAN INTERVENTIES
Artikel 30 :
Bij ernstige branden of andere onheilen kunnen de niet van dienst zijnde personeelsleden, op bevel van de dienstchef, die er de Burgemeester van verwittigt, ertoe gehouden zijn zich onverwijld naar het kazernement te begeven.
De beroepsleden van de dienst kunnen bij interventies tot langere prestaties verplicht worden.
Artikel 31 :
De dienstchef treft alle dienstige voorzieningen in overeenstemming met het huishoudelijk reglement, opdat alle voertuigen en toestellen welke voor een belangrijke interventie vereist zijn, gelijktijdig zouden kunnen worden ingezet.
Artikel 32 :
Wanneer, tijdens een brand in de gemeente voor het blussen of het beschermen van mensenlevens de gedeeltelijke sloping van een bouwwerk vereist wordt, moet de leider van de operaties de bevelen van de Burgemeester niet afwachten.
SECTIE VII - ONVERENIGBAARHEDEN
[Artikel 33 :
- Onverminderd de gevallen van onverenigbaarheid genoemd in de nieuwe gemeentewet of in de gemeentelijke reglementen, is er onverenigbaarheid tussen:
De overheid bekleed met de bevoegdheid tot benoeming of aanstelling, kan een lid van een brandweerdienst, dat terzelfdertijd lid is van de gemeentepolitie, toestaan de functie van brandweerman te blijven uitoefenen. Deze afwijking wordt verleend aan het lid van een brandweerdienst in dienst vóór 1 april 1999 en voor zover dit nodig is om de continuïteit van de betrokken brandweerdienst te verzekeren.
Bovendien is het ieder lid van de dienst verboden werkzaam te zijn of belangen te hebben, zelfs door een tussenpersoon:
Zodra de gemeenteraad de miskenning van een der vorenstaande onverenigbaarheden of verbodsbepalingen constateert, stelt hij de betrokkene in mora daaraan binnen zes maanden een einde maken.
Ieder lid dat na verloop van die termijn, geen gevolg aan de aanmaning van de gemeenteraad heeft gegeven, wordt afgezet of afgedankt. (geschrapt en vervangen GR 19/12/2013(11))]
SECTIE VIII - HIËRARCHIE EN TUCHTREGELING
A. BEPALINGEN DIE GELDEN VOOR ALLE PERSONEELSLEDEN
Artikel 34 :
Zelfs buiten de prestatie-uren, blijft ieder lid van de dienst dat de reglementaire tenue draagt, onderworpen aan de hiërarchie, zoals deze is vastgelegd in artikel 6 en moet het de hem krachtens de reglementaire bepalingen terzake opgelegde verplichtingen nakomen.
Artikel 35 :
De aard, de reden en de datum van elke opgelegde tuchtstraf worden vermeld in het persoonlijk dossier van de betrokkene.
B. BEPALINGEN DIE GELDEN VOOR HET VRIJWILLIGERSPERSONEEL
Artikel 36 :
Ten aanzien van de leden-vrijwilligers van dienst kunnen volgende tuchtstraffen worden uitgesproken :
Artikel 37 :
Wat de officieren betreft :
Artikel 38 :
Voor de andere leden dan de officieren :
Artikel 39 :
Geen enkele straf of tuchtmaatregel kan worden voorgesteld of uitgesproken zonder dat de betrokkene vooraf wordt gehoord of ondervraagd werd om zijn verweermiddelen kenbaar te maken.
Artikel 40 :
De schorsing heeft inhouding van elke bezoldiging en beroving van de rechten op bevordering voor de duur van de straf tot gevolg.
SECTIE IX - VERGOEDING VAN HET VRIJWILLIGERSPERSONEEL
Artikel 41:
De vergoedingen van de prestaties van de leden-vrijwilligers van de dienst, alsmede de reiskosten voor het vervullen van de door de dienstchef behoorlijk gelaste bijzondere opdrachten, zijn vastgesteld als volgt :
1° De vergoedingen van de prestaties van de vrijwilligers worden berekend naar rato van de uren prestaties op basis van minstens het gemiddelde van de wedden bepaald bij de weddenschaal van de overeenstemmende graad van het beroepspersoneel.
Het minimumuurloon wordt vastgesteld op 1/1976e van deze brutobezoldingen.
De reiskosten voor het vervullen van door de dienstchef behoorlijk gelaste bijzondere opdrachten worden vergoed volgens de regeling geldig voor het gemeentepersoneel.
Volgende aanvangsweddenschalen dienen als referte voor de vergoedingen:
Graden : |
aanvangsreferteweddenschalen : |
brandweer-vrijwilliger in proeftijd |
PB1 |
Brandweer-vrijwilliger vastbenoemd |
PB2 |
korporaal-vrijwilliger |
PB2bis |
sergeant-vrijwilliger |
PB3 |
1° sergeant-vrijwilliger |
PB4 |
adjudant-vrijwilliger |
PB5 |
onderluitenant-vrijwilliger: |
|
|
PBA1 |
|
A6 |
luitenant-vrijwilliger: |
|
|
PBA2 |
|
A7 |
onderluitenant-geneesheer-vrijwilliger |
A6 |
luitenant-geneesheer-vrijwilliger |
A7 |
De toepassing gebeurt rekening houdende met hetgeen bepaald in artikel 41bis van dit reglement.
2° De vergoedingen zijn gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer (spilindex 138,01). De toepassing van aanpassingen ingevolge de schommelingen van het indexcijfer geschiedt onder dezelfde voorwaarden als voor de bezoldiging van het gemeentepersoneel.
3° De vergoedingen worden driemaandelijks uitbetaald na vervallen termijn, zijnde begin april, juli, oktober, januari voor respectievelijk het eerste, tweede derde en vierde trimester.
4° Bij de interventies en opdrachten wordt elk begonnen uur volledig vergoed. De vergoeding voor een interventie is tenminste gelijk aan de vergoeding voor 2 prestatie-uren.
[Voor ieder uur oefening wordt een vergoeding van 100% toegekend. (geschrapt en vervangen GR 19/12/2013(11))]
Enkel de met het individueel oproepsysteem opgeroepen personen worden vergoed, ongeacht of ze effectief aan de interventie of opdracht deelnamen of wacht in de kazerne hadden. De vrijwillig opgekomen leden worden niet vergoed.
Van het te laat op de oefening komen wordt melding gemaakt. Wie na een eerste dergelijke melding in een daaropvolgende periode van 60 kalenderdagen (de dag van de eerste melding inbegrepen) nogmaals te laat op de oefening komt, krijgt slechts een vergoeding vanaf het daaropvolgende volle uur. Vanaf die nieuwe melding begint een nieuwe periode van 60 kalenderdagen (de dag van de nieuwe melding inbegrepen) met het oog op de toepassing van dezelfde maatregel.
5° Voor iedere interventie of opdracht bij nacht tussen 22 u en 06 u, wordt de vergoeding verhoogd met 50%. Deze verhoging wordt niet toegekend voor de interventie of opdracht op zaterdag, zondag of wettelijke feestdag.
Voor de interventie of opdracht op zaterdag wordt de vergoeding verhoogd met 50%.
Voor de interventie of opdracht op zondag of wettelijke feestdag wordt de vergoeding verhoogd met 100%.
6° In verband met het vergoeden van de officieren, andere dan de officier-geneesheer, voor administratieve prestaties (zoals het bijhouden van registers, opmaken en verwerken van verslagen, opmaken van programma's der werkzaamheden, de briefwisseling, vergaderingen, besprekingen, de verantwoordelijkheid en niet te vergoeden kosten eigen aan de functie) worden de volgende wekelijkse vergoedingen betaald (aan 100%):
- officier-dienstchef: |
8 uren per week |
- per andere officier: |
5 uren per week |
7° De leden-vrijwilligers van de dienst kunnen tot dekking van de kosten voor reizen en/of voor uitzonderlijke administratieve prestaties, waartoe zij voor het uitvoeren van speciale taken mochten gehouden zijn, vergoed worden op gelijkaardige grondslagen als voor het gemeentepersoneel gelden en mits het voorafgaandelijk, schriftelijk advies van de korpschef en het voorafgaandelijk, schriftelijk akkoord van de burgemeester en met dien verstande dat het verrichten van de administratieve prestaties steeds geacht wordt te gebeuren tijdens de normale diensturen (d.i. aan 100%).
8° De leden-vrijwilligers van de dienst die, buiten het brevet vereist voor het bekleden van hun graad, houder zijn van een bijkomend brevet uitgereikt in het kader van het door de staat ingericht onderwijs inzake brandweer en die in aanmerking genomen wordt voor een bevordering tot een hogere graad, krijgen een jaarlijkse premie per bijkomend brevet uitgereikt in het kader van een door de provincie of de staat ingerichte brandweeropleiding en die in aanmerking genomen worden voor een bevordering tot een hogere graad, gelijk aan 5 % van het totaal der vergoedingen die hen uitbetaald worden tijdens het voorbije jaar.
Een cumulatie van verschillende brevetten uitgereikt in het kader van een door de provincie of de staat ingerichte brandweeropleiding en die in aanmerking genomen worden voor een bevordering tot een hogere graad is mogelijk tot maximaal 10% van het totaal der vergoedingen die hen uitbetaald worden tijdens het voorbije jaar.
Het brevet dat in aanmerking werd genomen voor de toepassing van hetgeen bepaald in artikel 41bis kan niet meer in aanmerking genomen worden voor de toeslag bedoeld in het eerste lid.
9° Onverminderd de toepassing van hetgeen bepaald in 6° en 7° van dit artikel geldt volgende regeling i.v.m. de opdrachten in het kader van de brandpreventie:
Bij het overschrijden van één van volgende drempelwaarden inzake het aantal brandpreventieverslagen op jaarbasis:
- 105 (honderdenvijf) voor de officieren, andere dan de officier-dienstchef of de [de officier die ook de functie van korpssecretaris uitoefent (geschrapt en vervangen GR 19/12/2013(11))];
- 20 (twintig) voor de [de officier die ook de functie van korpssecretaris uitoefent (geschrapt en vervangen GR 19/12/2013(11))];
Zorgt de officier-dienstchef voor een billijke spreiding van de werklast ivm de brandpreventie-opdrachten onder alle preventieofficieren.
Wordt na het individueel bereiken van de voormelde drempelwaarde, of voor de officier-dienstchef na het overschrijden van het totaal aantal brandpreventieverslagen op jaarbasis van de drempelwaarde van 230 (tweehonderd en dertig), de opmaak van ieder bijkomend brandpreventieverslag tijdens de rest van het lopende kalenderjaar vergoed als een prestatie van twee uren, met dien verstande dat het opmaken van het brandpreventieverslag steeds geacht wordt te gebeuren tijdens de normale diensturen (d.i. aan 100%).
Vanaf het ogenblik dat het totaal aantal brandpreventieverslagen op jaarbasis de drempelwaarde van 230 (tweehonderd en dertig) overschrijdt, wordt de wekelijkse vergoeding voor de officier-dienstschef, zoals bedoeld in 6° van dit artikel, voor de rest van het lopende kalenderjaar met één uur per week verhoogd.
10° De aanwezigheid van de personeelsleden van de openbare brandweerdiensten bij de lessen in het kader van een door de provincie of de staat ingerichte brandweeropleiding en hun deelname aan de examens hierover wordt gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit en dus vergoed aan 100%.
[11° De personeelsleden die buiten de normale diensturen gelast zijn met de telefoondienst voor de ontvangst van de hulpoproepen en de alarmering, hebben recht op een maandelijkse vergoeding evenredig met de gepresteerde diensten.
In totaal mag deze vergoeding per maand en per betrokken personeelslid de vergoeding gelijk aan vier prestatie-uren niet overschrijden. Maximum vier personeelsleden zijn per maand gelast met deze dienst. (toegevoegd GR 19/12/2013(11))]
[Artikel 41bis :
Toepasselijke weddenschalen dienstig als basis voor de vergoedingen:
stagiair-brandweerman:
- het gemiddelde van de weddenschaal PB1
brandweerman:
- het gemiddelde van de weddenschaal PB2 bij effectieve indienstneming
- het gemiddelde van de weddenschaal PB2bis:
- het gemiddelde van de weddenschaal PB3
korporaal:
- het gemiddelde van de weddenschaal PB2bis als aanvangsschaal of bij bevordering tot de graad
- het gemiddelde van de weddenschaal PB3:
sergeant:
- het gemiddelde van de weddenschaal PB3 als aanvangsschaal of bij bevordering tot de graad
- het gemiddelde van de weddenschaal PB4:
- het gemiddelde van de weddenschaal PB5
1ste sergeant:
- het gemiddelde van de weddenschaal PB4 als aanvangsschaal of bij bevordering tot de graad
- het gemiddelde van de weddenschaal PB5
adjudant:
- het gemiddelde van de weddenschaal PB5 als aanvangsschaal of bij bevordering tot de graad
- het gemiddelde van de weddenschaal PB6
onderluitenant:
- het gemiddelde van de weddenschaal A6
- het gemiddelde van de weddenschaal PB A1
onderluitenant - geneesheer:
- het gemiddelde van de weddenschaal A6
luitenant:
- het gemiddelde van de weddenschaal A7
- het gemiddelde van de weddenschaal PB A2
luitenant - geneesheer:
- het gemiddelde van de weddenschaal A7
(geschrapt en vervangen GR19/12/2013(11))]
[... geschrapt (GR 19/12/2013(11))]
Artikel 42 :
De voor de goede werking van de brandweerdienst nodige gebouwen en lokalen worden door de gemeente ter beschikking gesteld. De brandweer heeft het uitsluitend gebruik ervan.
Artikel 43 :
Het kazernement van de brandweerdienst moet gemakkelijk herkenbaar zijn. Daartoe moet bij de ingangen op borden of op muren het woord "Brandweer" onder een nachtverlichting worden aangebracht.
Artikel 44 :
Het gemeentebestuur dient de nodige initiatieven te nemen om het uitrijden van de hulpvoertuigen te vergemakkelijken en te beschermen.
Artikel 45 :
De brandweerdienst moet aangesloten zijn op een telefoonnet, en beschikken over tenminste één oproepnummer, uitsluitend voorbehouden voor de hulpgroepen. Dit oproepnummer moet in de telefoongids vermeld staan onder de rubriek "Brandweer".
[...(geschrapt GR 19/12/2013(11))]
Er is ook een tweede nummer beschikbaar, uitsluitend bestemd voor de administratie van de Brandweer.
Hoof dstuk 4 : Materieel en bevoorrading in bluswater
Artikel 46 :
Het materieel wordt geplaatst in lokalen die door de gemeente uitsluitend daarvoor bestemd worden.
Het wordt bewaakt en onderhouden door het personeel, onder toezicht van de dienstchef of van zijn gemachtigden.
Het moet steeds in goede staat en gebruiksklaar worden onderhouden, opdat het steeds voor interventies en oefeningen beschikbaar zou zijn.
Het materieel mag, zelfs tijdelijk, niet voor andere doeleinden dan die van de dienst worden gebruikt.
Artikel 47:
De brandweerdienst is uitgerust met minimaal volgend materieel :
Benaming van het materieel |
aantallen |
Halfzware autopomp |
2 |
Tankwagen 8000l |
1 |
Automatische ladderwagen type 12/24 |
1 |
Commandowagen inzetbaar als CPops |
1 |
Personeels- en gereedschapsbrandweerwagen |
1 |
Reddings en ontzettingswagen – uitgerust met hydraulisch reddingsgereedschap. |
1 |
Personeelswagen voor vervoer van min 6 personen |
1 |
Duikerswagen uitgerust voor 6 duikers |
1 |
Reddingsboot type Zodiac voor reddingen op zee |
1 |
Zware motorpomp al of niet op aanhangwagen of op voertuig |
1 |
Voertuig van het type 4x4, al of niet te combineren met een andere functie |
1 |
Multifunctionele aanhangwagen met beweegbare bodemplaat |
1 |
Draagbare motorpomp en elektrische ledigingpompen |
8 |
Schuifladder |
6 |
Elektrisch lichtaggregaat + generatoren, ingebouwd in de voertuigen. |
5 |
CO² snelblusser |
15 |
ABC poederblusser |
15 |
persluchttoestel – isoleermasker |
20 |
Ademlucht compressor vast opgesteld |
1 |
persslangen en koppelingen 70 mm 0 |
1000 m |
persslangen en koppelingen 45 mm 0 |
400 m |
Persslangen en koppelingen 110 mm |
400 m |
Slangenaanhangwagen voor 600 m persslangen 70mm en 300 m persslangen 110 mm |
1 |
Interventiekledij jas en broek |
Volgens effectief 1/man |
lederen veiligheidslaarzen |
volgens effectief 1/man |
Helm |
volgens effectief 1/man |
Brandweergordel & Reddingstouw |
Min 20 |
Toestel voor toedienen van zuurstof |
3 |
Warmtebeeld camera |
1 |
Communicatieapparatuur volgens de technologische evolutie. Welke communicatie mogelijk maakt tussen de kazerne, het politiebureel, alle voertuigen, min 1 mobiele radio per grade. |
|
Datacommunicatie GPS; GPRS |
1 |
GSM |
2 |
PBM volgens de instructiefiches opgemaakt in het kader van de Codex. (verschillende) |
Afhankelijk van de fiche |
Duikpakken voor droogduiken + alle noodzakelijke middelen |
1 per duiker |
Meetapparatuur voor detectie van ontplofbare stoffen en giftige of schadelijke stoffen |
Artikel 48 :
De op of onder de openbare weg geplaatste hydranten staan ter beschikking van de dienstchef of zijn gemachtigde die er ten alle tijde gebruik mag van maken voor interventies en oefeningen.
Artikel 49 :
De officier-dienstchef doet in de gemeente alle plaatsen waar water voorhanden is opnemen.
Hij stelt aan het gemeentebestuur de nodige maatregelen voor om het vinden, de toegang en het gebruik ervan te vergemakkelijken. Eventueel stelt hij het aanleggen van bijkomende waterwinplaatsen voor.
Bij aanleg of uitbreiding van een watervoorzieningnet gaat de vooraf geraadpleegde dienstchef na of de ontworpen installatie in de behoeften aan bluswater kan voorzien.
Eerst stuurt hij verslag aan de inspectie van de brandweerdiensten.
HOOFDSTUK 5 : KLEDING EN UITRUSTING
Artikel 50 :
Alle leden van de brandweerdienst ontvangen ten bezware van de gemeentekas, een diensttenue, een branduitrusting- en een uitgaanstenue volgens de voorschriften van het Ministerieel Besluit terzake.
Ze hebben de plicht deze te onderhouden en in goede staat te bewaren.
Bij het verlaten van het korps wegens ontslag, zal alle in dit artikel bedoelde kledij terug binnengebracht moeten worden.
Artikel 51 :
De kledij en uitrustingsvoorwerpen ervan welke tijdens en ter oorzake van de uitoefening van de dienst, beschadigd of abnormaal bevuild zijn, worden hersteld, vervangen of schoongemaakt door toedoen van de gemeente.
Artikel 52 :
De kledings- en uitrustingsstukken en de uitgaanstenue mogen slechts bij de uitoefening van de dienst of ter gelegenheid van vergaderingen voor beroepsbelangen of officiële plechtigheden gedragen worden.
Artikel 53 :
De diensttenue, de branduitrusting en de uitgaanstenue vormen elk een geheel, waarvan de samenstellende stukken niet afzonderlijk mogen worden gedragen.
Artikel 54 :
Alleen het dragen van eretekens verleend door de Belgische Regering is toegelaten.
Door buitenlandse regeringen uitgereikte eretekens mogen slechts worden gedragen, wanneer bij K.B. daartoe toelating is verleend.
HOOFDSTUK 6 : VERZEKERING VAN HET VRIJWILLIGERSPERSONEEL
Artikel 55 :
Met het oog op schadevergoeding voor ongevallen, die aan leden-vrijwilligers van de brandweerdienst kunnen overkomen tijdens en ter oorzake van de uitoefening van hun functies, met of zonder materieel, daarin begrepen de ongevallen die zich kunnen voordoen op de weg naar het kazernement of bij terugkeer naar hun woning of naar de plaats waar zij werken, ongeacht het type verplaatsingsmodaliteit, sluit het Gemeentebestuur een polis van gemeen recht af bij een voor de verzekering inzake arbeidsongevallen erkende verzekeringsmaatschappij.
Die polis dekt eveneens de ongevallen die zich kunnen voordoen tijdens de bijeenkomsten van professionele aard en openbare demonstraties, zelfs buiten de normale activiteitszone, alsmede op het traject naar en van die plaatsen.
Zij waarborgt de vrijwillige leden van de dienst een schadeloosstelling van tenminste gelijke waarde als zou verschuldigd zijn indien op hen toepasselijk waren de bepalingen van de wet van 03.07.1967 houdende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen in de overheidssector en van het ter uitvoering daarvan vastgestelde K.B. van 13.07.1970.
De rente voor overlijden en blijvende invaliditeit wordt berekend op basis van het bedrag zoals bepaald in artikel 4 §1, tweede lid van voorvermelde wet van 3 juli 1967.
Bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid is de schadeloosstelling gelijk aan het werkelijk geleden inkomensverlies weliswaar beperkt tot een maximale dagvergoeding gelijk aan het bedrag bepaald in artikel 4§1 tweede lid van voormelde wet van 3 juli 1967 gedeeld door 365.
Ieder vrijwillig lid van de dienst heeft evenwel het recht de schadeloosstelling te laten verzekeren op basis van zijn reëel beroepsinkomen, beperkt tot maximum 123.946,76 euro. Hij dient daartoe jaarlijks een met bewijsstukken gestaafde aangifte te doen bij het gemeentebestuur, tegen ontvangstbewijs.
De werkgever(s) en de verzekeringsinstelling waarbij de getroffene is aangesloten of waar hij is ingeschreven overeenkomstig de wetgeving inzake de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit, zijn gesubrogeerd in de rechten van het slachtoffer voor wat betreft de vergoedingen die zij op wettelijke of statutaire basis dienen uit te keren.
Die polis dekt de burgerlijke aansprakelijkheid van de gemeente waar het ongeval plaats heeft gehad en wordt gesloten voor een bedrag van tenminste 1.487.361,15 euro per getroffene.
De stagiair-vrijwilliger wordt bij zijn indienstneming in kennis gesteld van de bepalingen van de door de in dienstnemende overheid afgesloten arbeidsongevallenverzekering.
Elke wijziging in de bepalingen van deze polis wordt onmiddellijk aan alle personeelsleden meegedeeld.
Artikel 55 bis :
De in vorig artikel bedoelde verzekering wordt aangevuld met een verzekering ten gunste van de vrijwilligers aangegaan bij een daarvoor erkende maatschappij. Die verzekering wordt door de gemeenten verplicht afgesloten om, in geval van overlijden in dienst of ten gevolge van in dienst opgelopen verwondingen of ziekten, aan de rechtverkrijgenden de uitbetaling van een som van minimum 12.394,68 euro te waarborgen. Dit bedrag wordt aan de schommelingen van de index der consumptieprijzen gekoppeld overeenkomstig de regelen voorgeschreven bij de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij het KB nr. 178 van 30 december 1982. Het bedrag wordt aan de spilindex 138,01 gekoppeld.
De stagiair-vrijwilliger wordt bij zijn indienstneming in kennis gesteld van de bepalingen van de door de in dienstnemende overheid afgesloten overlijdensverzekering.
Elke wijziging in de bepalingen van de overlijdensverzekering wordt onmiddellijk aan alle personeelsleden meegedeeld.
Artikel 55 ter :
Bovendien zal aan ieder vrijwillig lid een kapitaal van 1.487,36 euro uitgekeerd worden op het ogenblik dat hij vanaf de leeftijd van 55 jaar ontslag neemt of op de reglementaire leeftijdsgrens van 60 jaar eervol ontslag uit zijn ambt bekomt voor zover hij 30 dienstjaren kan laten gelden of indien hij ontslag moet nemen wegens medische redenen. Voor ieder jaar in min vermindert het kapitaal met 49,58 euro.
De genoemde bedragen zijn gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van 's Rijks kleinhandelsprijzen.
Indien een vrijwillig lid vóór de reglementaire leeftijdsgrens de dienst verlaat ingevolge een afdanking, heeft hij geen recht meer op de bijkomende verzekering.
HOOFDSTUK 7 : ADMINISTRATIEVE BESCHEIDEN
Artikel 56 :
De officier-dienstchef waakt ervoor dat in zijn eenheid de navolgende bescheiden al dan niet geautomatiseerd worden bijgehouden, overeenkomstig de desbetreffende ministeriële onderrichtingen :
1° het immatriculatieregister of -kaartsysteem : het bevat per lid van de dienst, 1 of meer bladen of kaarten, waarop staan vermeld de inlichtingen van professionele aard en inzonderheid :
2° het register van de hulpoproepen. In dat register worden chronologisch en doorlopend aangetekend :
3° het register of kaartsysteem der inventarissen. Dit moet onderverdeeld worden volgens de noodwendigheden.Het dient inzonderheid precieze aanduidingen te behelzen omtrent de volgende rubrieken:
4° het gebruiks- en onderhoudsboekje : bij elk voertuig en toestel, moet een boekje gaan. Daarin worden vermeld : data en uren van gebruik, afgelegde afstanden, bestemming, bevoorrading en brandstof en smeermiddelen alsmede de onderhouds- en herstellingswerken. Voor de toestellen zoals de pompen en aggregaten wordt de rubriek "afgelegde afstand" vervangen door "duur van gebruik";
5° het aanwezigheids- en prestatieregister : in dit register wordt de samenstelling der verschillende ploegen en de prestatie-uren van elk dezer opgetekend. Voorts wordt dagelijks daarin de aanwezigheid en de reden hiervan vermeld;
6° Het repertorium en de dossiers van de gebouwen, gebouwencomplexen of installaties waar zeer grote gevaren bestaan welke van die aard zijn dat zij moeten onderworpen worden aan de toepassing van artikel 15 van K.B. van 02.10.1978 en waarvoor in geval van brand de gealarmeerde dienst de dichtsbijgelegen brandweerdienst van de cat. X of Y alsmede de territoriaal bevoegde interventiedienst van de civiele bescherming ter verstrekking moet oproepen.
Het behoort aan de Burgemeester van elke gemeente uit de gewestelijke groep, na ruggespraak met de territoriaal bevoegde brandweerdienst, te bepalen welke gebouwen of installaties in de gemeente onder deze toepassing vallen. Op verzoek van de Burgemeester wordt voor de bescherming tegen brand voor vermelde inrichtingen een voorafgaand interventieplan opgemaakt door de territoriaal bevoegde brandweerdienst. Voor elk van deze wordt het definitieve interventieplan door de Burgemeester vastgesteld.
Het repertorium kan in een register of op steekkaarten worden gehouden.
Het betreft een rangschikking in alfabetische orde van de in de gemeente bestaande gebouwen of installaties als bedoeld in het hierboven aangehaald nieuw artikel 15 van het K.B. van 08.11.1967.
Met elke inschrijving stemt een dossier overeen waarin, benevens het voor de inrichting vastgestelde interventieplan, kaarten, plans, toegangswegen en alle dienstige aanwijzingen voorkomen omtrent de aard en de omvang van de risico's, alsmede de ligging van de in de onmiddellijke omgeving bestaande waterwinplaatsen.
Bij het uitrukken van een interventie wordt het dossier van de betrokken inrichting overhandigd aan de bestuurder van het eerste interventievoertuig, die het onverwijld afgeeft aan de leider van de operatie. Voorts zorgt de dienstchef ervoor dat een lijst van die inrichtingen in het kazernement wordt opgehangen, opdat alle leden van de dienst ervan kennis zouden hebben.
De Burgemeester van het gewestelijk groepscentrum wordt in het bezit gesteld van een exemplaar van de interventieplans en van het repertorium, alsmede van de dossiers waarvan sprake in onderhavig artikel.
7° De opgaven van de plaatsen waar bluswater voorhanden is :
Het hoofd van de brandweerdienst waakt erover dat de kaarten worden opgemaakt, waarop klaar zijn aangeduid : de wegen, de gebouwde zones en de juiste ligging van de waterwinplaatsen. Op die kaarten brengt hij alle dienstige vermeldingen aan omtrent de aard van de waterwinplaatsen, (hydranten, waterlopen, reservoirs) het debiet en de druk, de watervoorzieningsmaatschappijen en de gebruikte koppelingstypes met hun afmetingen.
8° Een persoonlijke steekkaart waarop alle tussenkomsten worden opgetekend waaraan het lid van de brandweer heeft deelgenomen, met vermelding van de gevaarlijke stoffen en van het besmettingsrisico waaraan het in voorkomend geval was blootgesteld. Het lid van de brandweer kan ten alle tijde zijn persoonlijke steekkaart inzien en zijn opmerkingen erop noteren.
Artikel 57 :
De officier-dienstchef waakt ervoor dat de volgende verslagen al dan niet geautomatiseerd naar het model vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken, worden opgemaakt :
1° het interventieverslag : wordt opgemaakt in tenminste 4 exemplaren, de 3 eerste exemplaren worden, binnen de 8 dagen gezonden aan de Burgemeester van de groepscentrumgemeente, aan de Burgemeester en de gemeente waar de interventie gebeurd is, en aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten. Het vierde exemplaar wordt in het archief van de dienst bewaard;
2° het bijzonder interventieverslag : wordt opgemaakt in tenminste 6 exemplaren. De 5 eerste worden binnen de 4 dagen gezonden aan de Burgemeester van de groepscentrumgemeente, aan de Burgemeester van de gemeente waar de interventie plaats vond, aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdienst, aan de Provinciegouverneur, en aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Een zesde exemplaar wordt in het archief van de dienst bewaard.
Dat bijzonder verslag dient te worden opgemaakt voor elke brand dat de dood van tenminste 1 persoon tot gevolg had of dat het optreden (gezamelijk) van 2 of meer hulpdiensten vereiste. Het vervangt het interventieverslag;
3° het semestrieel activiteitsprogramma : is een overzicht van de voor het komende halfjaar te organiseren opleidingslessen en oefeningen.
Het moet voor de 10de januari en 10de juli van elk jaar aan de Burgemeester van de groepscentrumgemeente en aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten worden gezonden.
4° Het jaarlijks activiteitsverslag : is een synthese van de activiteiten van de dienst gedurende het afgelopen kalenderjaar.
Het wordt vóór 31 januari in 1 exemplaar toegezonden aan de Burgemeester van elke gemeente van de gewestelijke groep, aan de Provinciegouverneur, aan de Minister van Binnenlandse Zaken en in tweevoud aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten.
HOOFDSTUK 8 : INSPECTIE EN BEZICHTIGING
Artikel 58 :
De dienst is aan de door de Koning georganiseerde inspectie onderworpen, bij toepassing van artikel 9 van de wet van 31.12.1963, betreffende de Civiele Bescherming.
Artikel 59 :
Afgezien van de Inspectie bedoeld in artikel 58 inspecteert de Burgemeester of de gedelegeerde Schepen de brandweerdienst tenminste eenmaal per jaar.
Zo ook inspecteert de officier-dienstchef geregeld de installaties alsmede het meubilair en het materieel van de brandweerdienst. Daartoe ziet hij de inventarissen na.
Hij treft de maatregelen om vastgestelde vergissingen en verzuimen recht te zetten en te verhelpen.
HOOFDSTUK 9 : OVERGANGSBEPALING
Artikel 60 :
[(Inhoud geschrapt en vervangen GR 19/12/2013(11))]
Artikel 61 :
(Geschrapt.)
Artikel 62 :
Dit reglement wordt van kracht na de goedkeuring door de provinciegouverneur.
De bepalingen vervat in artikel 41-1 (inzake toepasselijke weddeschalen als basis voor de vergoedingen) en artikel 41 bis (inzake de functionele loopbaan) zijn in werking getreden met ingang van 01/07/2005.
Artikel 63 :
De bepalingen van het thans van toepassing zijnde basisreglement worden opgeheven de dag waarop de bepalingen van dit reglement van kracht worden.
Aldus vastgesteld door de Gemeenteraad van Middelkerke in zitting van 09/12/2010.
Dit reglement werd goedgekeurd bij besluit van de provinciegouverneur van 31/01/2011. Het is in werking getreden op 31/01/2011.